De nieuwe choreografie Overture van David Dawson voor Het Nationale Ballet opent met vier rijen van vier dansers op het toneel. Daarboven vier horizontale lijnen, verdeeld in vier lange, strakke lichtbalken. Hierin ligt de aankondiging besloten van de belangrijkste inspiratiebron voor Overture, het gedicht The four quartets van T.S. Eliot.

Gedurende de voorstelling wordt de ordening consequent doorgevoerd, in een schouwspel van strakke en dan weer sierlijke lijnen waarin de dansers telkens in een volgende, nieuwe variatie vloeien. De wendingen in de structuur zijn doordacht, maar komen vaak toch onverwacht. Net als de witte lijnen in de lucht die geleidelijk vervormen. Ongemerkt naderen deze lichtsculpturen die eerst aan het firmament hingen de vloer, totdat zij aan het einde in vier rijen van vier, een voor een, de plaatsen van de dansers innemen. Zo staan hemel en aarde in Overture met elkaar in verbinding.

De symbiose van beweging en beeld wordt in Overture verder vervolmaakt met de muziek. De Poolse componist Szymon Brzóska creëerde in nauwe samenspraak met de choreograaf een compositie voor strijkers en piano. Opgejaagd, onrustig en fel kunnen de pianoklanken zijn, terwijl de dansers worden opgestuwd in de emotionele dynamiek. Hoewel deze muziek uit een ander tijdperk voortkomt en verschillende invloeden in zich draagt, is daar toch ook die andere inspiratiebron van Dawson en zijn artistieke team,  Le sacre du printemps van Stravinsky, duidelijk aanwezig. ‘And the rose and the fire are one,’ met deze woorden besloot T.S. Eliot The four quartets. Dawson eindigt met een innige omhelzing voor het doek valt. Met Overture is de toon van de avond gezet.

En waar deze voorstelling is ontsproten aan een uiterst vruchtbare samenwerking van choreograaf, componist en decorontwerper, ligt de bewerking van een nieuwe Sacre volledig in handen van alleskunner Shen Wei. Hij tekende voor de choreografie en het decor-, kostuum- en lichtontwerp, al heeft hij het met uitzondering van de dans relatief sober gehouden. De kleuren van de vage luchtschilderingen op achter- en zijdoeken sluiten aan bij de vaalblauwe, paarse, groene en bruine nauwsluitende pakken.

Waar Dawson vertrekt vanuit de klassieke ballettechniek en zijn danseressen op spitzen dansen, heeft het werk van Wei een heel andere benadering en concentratie. Met gesloten ogen staat een lange rij dansers op het voortoneel, ze ademen diep in en uit. Regelmatig schuifelen ze tijdens zijn Sacre zachtjes achteruit. Maar er is ook een koprol van een danser, als vanuit de lucht gekatapulteerd. En schouders die in isolaties rond hun gewricht draaien en daarmee de energie door het lichaam laten stromen. Shen Wei heeft  de dertig dansers van Het Nationale Ballet met wie hij samenwerkt – niet eerder deed hij dat met zo’n grote cast – flink uitgedaagd.

Bewonderenswaardig is ook hoe Shen Wei de complexe compositie van Stravinsky met zijn dans weet te bedwingen. Zijn Sacre, in de oorspronkelijke orkestuitvoering uitgevoerd door Holland Symfonia, lijkt op momenten op te stijgen als de dansers hun gestrekte armen recht omhoog de lucht in steken, als uitroeptekens, terwijl er uithalen in de muziek klinken. En net als Dawson werkt Wei ook met een mathematische precisie aan zijn choreografieën. Daarmee is ook het tweede deel van de avond een groot succes. Met deze bijdragen brengt Het Nationale Ballet een bijzonder goed programma tijdens het Holland Festival.

(Le sacre du printemps, foto: Angela Sterling)