Drenthe. Het is gewrocht uit turf, jenever en achterdocht. Bij de jaarlijkse Shakespearevoorstelling in het Drentse Diever was er dit jaar turf noch jenever. Maar des te meer achterdocht. Achterdocht die alles wat mooi en eerlijk is verziekt. Achterdocht die snel groeit en opeens de vlam in de pan doet slaan.

In het eerste deel van Othello spreekt vooral de vertaling door regisseur Jack Nieborg. Die valt op omdat in het eerste deel de personages voorgesteld worden en het verhaal in gang wordt gezet. De vertaling staat vol one-liners, wise cracks, tegeltjeswijsheden, spitsvondigheden en actueel taalgebruik. Met als hoogtepunt de intrigant Jago met zijn plannen. Hij is tegenover het publiek uitgesproken eerlijk over zijn beweegredenen. Hij is ambitieus: ‘Voor een lagere rang ben ik nu eenmaal niet in de wieg gelegd’. En hij gaat over lijken, allereerst die van zijn concurrent: ‘Een zwetsende patser, een boekhouder, een ambtenaar.’

De achterdocht weet hij geraffineerd in het oor van zijn meester Othello te fluisteren, of zelfs dat niet, hij insinueert door te doen of hij aarzelt en door stiltes te laten vallen. Het wantrouwen wordt vakkundig gezaaid. Vanaf nu twijfelt Othello telkens een beetje meer over de trouw van zijn pasgehuwde Desdemona. Het groenogige monster van de jaloezie laat zich niet meer terugstoppen in de fles.

Wanneer Jago op een catwalk diep tussen en boven het publiek staat om zijn ware inborst te onthullen krijgen zijn woorden een fractie van een seconde later een nagalm uit de geluidsboxen die hoog boven hem hangen. Dit had een intieme influistering moeten zijn. De mechanische echo verhindert dat.

Tussen de bedrijven door komen heren in strakke zwarte pakken de planken van het huizenhoge bouwwerk op het toneel demonteren en afvoeren. De metafoor van deze plechtstatige onttakeling is niet helemaal duidelijk. Deconfiture? Ontluistering? Afbraak van een of ander stelsel? De verwarring is nog groter omdat het verhaal steeds gruwelijker wordt en het toneelbeeld door de onttakeling steeds mooier. Zonder houten schotten blijft er een sprookjesachtig uitgelichte showroom over.

In het tweede deel krijgen de verwikkelingen rondom het liefdespaar Othello en Desdemona alle aandacht. Hun liefde is werkelijk adembenemend. Hun tragedie ook. De misverstanden en het onvermogen om te gaan met liefde in tijden van leugens en roddel zijn meelijwekkend en herkenbaar. De acteurs zijn nu meer dan regie en tekst. Othello’s ernst, plichtsgetrouwheid en bedachtzaamheid maken hem nergens afstandelijk. De beeldschone Desdemona zingt een paar flarden van een lied die de tragedie nog meer diepte geven. En in het uur van de waarheid worden de openhartigheden gretig door het publiek opgezogen.

De Othello van Shakespeare laat zich prachtig spelen in het openluchttheater van Diever waar elk jaar een uit de kluiten gewassen amateurvereniging twintigduizend bezoekers weet te entertainen en ontroeren. Elk jaar Shakespeare. Elk jaar tot in hun tenen gemotiveerde acteurs. Elk jaar de grappende vrijwilligers die parkeerplaatsen aanwijzen, worst verkopen en nu ook het nieuwe magazine William uitventen. En elk jaar weer een nieuwe uitsmijter wanneer de cast het applaus in ontvangst neemt. Is dat erg? Daar zijn vooralsnog geen onoverkomelijke bezwaren tegen. Maar het spannendst is toch elk jaar wat de weergoden in petto hebben.

Foto: Koen Timmerman