Er valt een hoop af te dingen op de derde voorstelling van het jonge cabaretgezelschap Oeloek. Vooral qua spel valt er nog veel te verbeteren. Maar waar de techniek gebrekkig is, compenseren de spelers dat ruimschoots met hun energieke performance en hun fantasievolle, goed uitgewerkte teksten.

Oeloek, bestaande uit Kevin Jolly, David Meijer, Jantijn Prins en Carlijn van Rij, maakt energiek cabaret met veel muziek, een groot decor en een hele stoet aan typetjes met vet Rotterdams accent. In Opschmùck schakelen ze met veel gemak tussen verschillende komische situaties: het ene moment zweven ze in grote astronautenpakken door de lucht en het volgende moment spelen ze een sketch over een vader die aan het doodgaan is en maar niet kan ophouden met gitaarspelen. Het decor, een inventief bouwwerk met luiken en deuren, wordt ten volle benut: de spelers klimmen erop, hangen eraan en steken hun hoofd door de luikjes.

Het beste is het gezelschap in het uitwerken van inhoudelijk pretentieloze, maar treffende en komische sketches. Sommige sketches zijn absurd, zoals die waarin een vuilnisbak de vuilniszakken terug blijft spugen en er een team vuilnismannen uitrukt om het probleem op te lossen. Andere scènes zijn kleine portretjes van gefrustreerde mensen, bijvoorbeeld van een overspannen medewerker van de 112-alarmcentrale (Carlijn van Rij) die tussen alle noodoproepen door probeert te voorkomen dat haar kinderen er thuis een puinhoop van maken.

Beduidend minder goed zijn de scènes zonder tekst, en dat zijn er best een aantal. Hiermee lijkt Oeloek de kant op te willen van het muzikale variété of de droogkomische slapstick. Zo raakt een man tijdens het eten van een kom soep in gevecht met een vlieg en zien we even later een meisje dat versierd wordt door de man van de suikerspinnenkraam. Het heeft wel iets weg van de Ashton Brothers en, vooral door de Rotterdamse typetjes en de fysieke fratsen, van Waardenberg en De Jong.

Met die laatste groep, het voormalige cabaretduo van Martin van Waardenberg en Wilfried de Jong, wordt Oeloek vaak vergeleken, en de helft van dit duo (Martin van Waardenberg) nam bij eerdere producties de regie voor zijn rekening. Maar waar de Ashton Brothers technisch virtuoos zijn en Waardenberg en de Jong origineel en gedurfd waren, blijft het bij Oeloek tamelijk voorspelbaar en valt in de uitvoering van de fysieke scènes des te meer op dat de vier spelers geen geweldige acteurs zijn. Waar hun tekstbehandeling nog redelijk is, mist hun fysieke spel technische verfijning.

Dat Oeloek, ondanks het matige acteerwerk, toch een bovengemiddeld goede cabaretvoorstelling neerzet, is te danken aan de sterke teksten, de energieke performance, het inventieve gebruik van decor en, niet te vergeten, de strakke eindregie van Patrick Stoof.

Foto: Anne van Zantwijk