‘Als je zegt dat je Op hoop van zegen speelt, dan antwoordt iedereen onmiddellijk “Kniertje”’, beweert actrice Geert de Jong in een interview in het programmaboekje bij de Op hoop van zegen-productie van Toneelgroep de Appel. Dat lijkt dan ook de meest hooggespannen verwachting op de première: niet ‘hoe was het?’ maar ‘hoe was ze?’

Maar eerst wat context. Op hoop van zegen (Herman Heijermans, 1901) gaat over vissersweduwe Kniertje, die haar man en twee zoons al aan de zee heeft moeten afstaan. Ze verdient nauwelijks genoeg om zichzelf en haar twee overgebleven zoons, de stoere Geert en de bange Barend, te onderhouden. Hoop gloort als haar zoons mee kunnen varen met de ‘Op hoop van zegen’. Barend verzet zich hevig, zeker nadat hij de geruchten heeft gehoord dat het schip niet meer zeewaardig zou zijn. Uiteindelijk dwingen ze hem toch mee te varen. ‘De hoop’ vergaat, met al haar opvarenden, in een zware storm.

Voor zijn tweede regie bij Toneelgroep de Appel brengt Arie de Mol Op hoop van zegen naar Scheveningen. Ergens is het opmerkelijk dat dit stuk nog niet eerder door dit gezelschap is gespeeld: De Appel opereert praktisch op de grens tussen zee en land. Gerard Bakkers standbeeld van de vissersvrouw in klederdracht, dat nog geen kilometer verderop eeuwig de zee af tuurt, zou zo een Kniertje kunnen zijn.

Maar nu is het er dan, geregisseerd door de man die dit jaar pas aantrad als artistiek directeur van het toneelgezelschap. Een uitgesproken Heijermans-liefhebber: bij Theatergroep Els inc. regisseerde hij in 2003 Ora et labora en bij zijn vorige gezelschap Toneelgroep Maastricht in 2010 De opgaande zon.

Decorontwerper Theo Tienhooven plaatste een klein, weerbarstig vissershuisje op een blauwgroen strand. Aan drie kanten daaromheen op een verhoogde stellage de rederij van Bos, die ‘De hoop’ beheert. Hij creëert daarmee een mise-en-scene die, zeker in het laatste bedrijf, treffend het statusverschil tussen de rederij en het vissersvolk illustreert. Als reder Bos kijkt Bob Schwarze schamper neer op de door verdriet en woede verscheurde achterblijvers. De enige tegen wie hij niet neerbuigend is, is Kniertje.

Wat ons brengt bij de werkelijk verbluffende toneelprestatie van Geert de Jong. Ze incasseert niet alleen alle ellende die ze over zich heen gestort krijgt, ze absorbeert die. Als een spons die steeds meer in zich opneemt, lijken de groeven in haar gezicht met elk bedrijf dieper te worden. Haar mondhoeken zakken steeds verder naar beneden. Haar heldere en klein gehouden spel valt extra op tussen alle expressieve en uitbundige personages om haar heen. De momenten waarop er een wrange glimlach door haar verdriet schemert, maken haar tot een hartverscheurend personage. Stug en liefdevol, streng en zorgzaam. Door het leven verhard. Een vissersvrouw.

Maar minstens zo verrassend is Jessie Wilms, door De Mol meegenomen van Toneelgroep Maastricht. Als vrolijke Jo, Kniertjes nicht en vrijer van Geert, die dankbaar lacht en geint, transformeert ze tot een tot wanhoop gedreven vissersvrouw die niet verkroppen en verdragen kan dat de vader van haar nog ongeboren kind niet meer terug aan wal zal komen. Wilms toont zich hier een zeer begenadigd actrice, die zich niet weg laat spelen door De Jong. Het is me ’n bik, om met Heijermans te spreken. Het is nogal wat moois.

Ondanks deze acteerprestaties is deze Op hoop van zegen van De Mol een sterk wisselende voorstelling. Het openingsbedrijf is erg stroef, Heijermans’ taal voelt hier vaak geforceerd aan. Pas na een tijd komt hij op dreef, bijvoorbeeld als in het tweede bedrijf het kleine vissershuisje langzaam volloopt met visite voor Kniertjes eenenzestigste verjaardag. De momenten waar Kniertje zichtbaar geniet van het rumoer in haar volgepropte huis leveren prachtige toneelbeelden op. Maar sommige scènes zijn ronduit saai. Het derde bedrijf, waarin het wachten is op nieuws van ‘De hoop’, is niet alleen voor de vissersvrouwen een lange zit, ook voor het publiek is het een taai stuk. Door de strenge wind schudt het kleine huisje heen en weer, Tienhooven vond hier een mooie vorm voor, maar de spanning van de vrouwen wordt niet voelbaar. De Mol voegt zo nu en dan wat cartooneske elementen aan het rauwe realisme toe – maar dat weet niet aan de gimmick te ontstijgen.

Prachtig is de keuze om de voorstelling niet te laten eindigen bij rederij Bos, maar terug in het vissershuisje, waar Kniertje en Jo – de sterren van deze voorstelling – in stilte aan een pannetje kóúwe kotelette zitten. Een beeld om niet snel te vergeten.

Foto: Leo van Velzen