Oom Wanja is levensmoe. Oom Wanja heeft zijn hele bestaan lang voor niets gewerkt en gestreden, want het landgoed waar hij woont wordt verkocht. Waar moet hij dan heen? Pierre Bokma als oom Wanja in Tsjechovs gelijknamige stuk uit 1897 komt hevig geeuwend op. Hij is als een gekooide panter. Loopt heen en weer. Gaat aan tafel zitten. Zoekt ruzie. Verheft zijn stem. Hij jaagt huishoudster Marina en nicht Sonja angst aan. Zijn liefde voor de beeldschone Jelena, vrouw van de gepensioneerde hoogleraar, Serebrjakov, is even vergeefs als maniakaal.

Regisseur Gerardjan Rijnders zet met Oom Wanja de lijn voort van De meeuw. Waar vroegere regisseurs melancholie en vervlogen grandeur tonen, geeft Rijnders een harde en grauwe visie op Tsjechov. Hij streeft geen enkele opsmuk na. In dat decor staat een opgezette meeuw als verwijzing naar het toneelstuk De meeuw. Wanja en dorpsdoker Astrov zijn op schaamteloze wijze dronken.

Astrov, gespeeld door Hein van der Heijden, voert een fantastische dronkenmansact uit met Bokma: ze maaien met hun armen heen en weer maar vallen eigenlijk als gezworen vrienden in elkaars armen. Niet eerder eerder zag ik de vriendschap tussen het tweetal zo prachtig verbeeld. In dit ver doorgevoerde, realistische spel gaat de melancholie schuil achter een harde vorm.

Dat bewijst ook de verrassing van deze voorsteling, Randy Fokke als Sonja, dochter van de hoogleraar. Zij hunkert naar de liefde van Astrov, maar vergeefs. Aan haar rol zijn de befaamde slotwoorden gegeven over de vergeefsheid van dromen, over het eenzame wachten in de liefde. Bijna altijd klinkt deze monoloog gelaten, berustend. Nu niet. Randy Fokke roept haar onvrede uit met een van verdriet vertrokken gezicht. Geen weemoed, maar felheid en opstandigheid. Zij kan het eenvoudigweg niet verdragen dat er voor haar geen toekomstig geluk is weggelegd.

Deze dramatische, emotionele lijn is meer dan bijzonder. Door het slotakkoord zo hevig aan te zetten, krijgt Rijnders’ Wanja een geheel nieuwe dimensie. Ook de woedeuitbarsting van Bokma als hij gedwongen wordt het flesje morfine, gestolen uit de koffer van Astrov, terug te geven is maatgevend voor een nieuwe Tsjechov-toon. Hard en ontluisterend. Aangrijpend is ook de afscheidsscène tussen Jelena (Eline ten Camp) en Astrov: ze omhelzen elkaar op de houten tafel. Gooien de vaas rozen om die Wanja aan Jelena had geschonken. Dan komt Bokma op. Hij bespiedt het liefdesstel en weet, net als Sonja zeker: geluk zal mij nooit ten deel vallen. Prachtig.