Het is een onvermijdelijk moment. Op een dag kijk je in de spiegel en zie je je eigen vader of moeder staan. ‘Ik ben nog nooit in mijn leven zo geschrokken,’ zegt de zoon erover in Ons bloed van PS|theater. Tussen hem en zijn vader ligt namelijk ook een wereld van verschil, teleurstelling en onbegrip.

Senior (Wil van der Meer) heeft altijd hard gewerkt als slager in de ‘zoete geur van warm bloed, urine en stront’. Hij is nooit voor iemand bang geweest, behalve dan misschien voor zijn eigen zoon (Tijs Huys). Die weigert hem op te volgen en is een welriekend ‘dirigentje’ geworden.

Het vader-zoon portret in de voorstelling Ons bloed is onderdeel van ‘De atlas van Leiden’, een meerjarig theaterproject waarmee het Leidse PS|theater verdriet, hoop, geloof en vergeten van de stad in kaart probeert te brengen. In het kader van het lemma hoop, onderzochten de theatermakers de diep gekoesterde verwachtingen van ouders in familiebedrijven. In Ons bloed heeft de zoon tot grote teleurstelling van zijn vader nooit interesse getoond in de familieslagerij. Hij komt nog maar zelden thuis. Pas als zijn vader stervende is, zoekt hij hem met het lood in de schoenen op.

Al in de eerste zinnen loopt de communicatie tussen hen spaak. In plaats van te vragen hoe het met zijn zoon gaat, vraagt de vader naar zijn salarisstrookje en het merk van zijn auto. Als de zoon zijn passie voor muziek als ‘dragen en gedragen worden’ omschrijft, reageert zijn vader geërgerd: ‘Wat lul jij toch raar man.’

Onder elke zin broeit oud zeer, die de acteurs in korte flashbacks verklaren. De vader heeft het gevoel dat zijn zoon al vanaf zijn geboorte dwars door hem heen kijkt en met diens boeken en muziek zijn leven waardeloos maakt. De zoon zocht een leven lang tevergeefs naar geborgenheid en liefde. Helaas stonden er teveel dikbillen tussen. ‘Mijn vader houdt van koeien,’ zegt hij verbeten. Ontroerend en veelbetekenend is de scène waarin hij zijn vaders hand op zijn krullenbol legt en zijn hoofd heen en weer beweegt om alsnog een streling te voelen.

De vormgevers (Conrad van der Ven en José van Beek) vergroten de spanning in het ouderlijk huis door gezellige lampenkappen een bloederig karkas te belichten. Op de achtergrond worden schlagers, klassieke orkestklanken en ijselijk koeiengeloei vermengd met het geluid van snijmachines.

Op sommige momenten komen de vader en zoon toch even bij elkaar. Ze dansen en zingen dan beiden getalenteerd ‘Smout, vet, espe en spek’ en ‘Mijn mooiste schilderij ben jij’. Ze betrappen elkaar op het fluiten van hetzelfde deuntje in tweekwartsmaat of gedragen zich even als de dieren uit de stal. Aan het eind wast de zoon zijn zieke vader liefdevol in bad.

Het zijn veel dijken van clichés, maar regisseur Pepijn Smit maakt er wel prachtige plaatjes van, die de acteurs met veel humor spelen. Goede vondst is om beide acteurs in dezelfde witte onderhemden zowel de vader als de zoon te laten zijn. Ze maken daarbij mooie overgangen tussen de verschillende spelperspectieven, waarbij bijvoorbeeld een woest met de armen zwaaiende vader vloeiend in een driftig dirigerende zoon transformeert. Het benadrukt hun ijzersterke bloedband, maar ook de idee dat elke vader ooit een veelbelovende zoon was en elke zoon een teleurgestelde vader in spe.

Foto: Rob Overmeer