Verveling, leegheid, uitzichtloosheid; dat is wat de meeste regisseurs benadrukken als ze Oom Wanja van Tsjechov op de planken zetten. Maar Ira Judkovskaja, die als geen ander van het Russische theatererfgoed houdt, beklemtoont in haar Friestalige versie veel meer de vriendschap, het familiegevoel, de gemeenschapszin.

De rust op het landgoed waar Wanja, zijn moeder, zijn nichtje Sonja en huishoudster Marina wonen en huisvriend dokter Astrov geregeld langskomt, is flink verstoord door de komst van een stads stel: een gepensioneerde professor – de vader van Sonja – en zijn mooie tweede vrouw Helena. Het hooi moet van het land, maar de boerenfamilie laat zich graag afleiden door de gedistingeerde gasten.

De professor en Helena zijn onbewust een katalysator voor de frustraties van de boerenfamilie. Alle familieleden, inclusief het echtpaar, maken van hun hart geen moordkuil. Ze spreken hun verdriet en verlangens expliciet uit, tegen een ander personage, tegen de muur, tegen het publiek. De emoties blijven op een veilige afstand en raken niet echt; de lach wint het van de traan, zeker in het deel na ‘de thee’.

Judkovskaja blijft met deze interpretatie dicht bij Tsjechovs stuk uit het einde van de negentiende eeuw. Samen met Romke Toering maakte ze een licht gemoderniseerde Friese vertaling van de Publiekstheaterversie (Ton Lutz) uit eind jaren zeventig.

De ingrepen in de oorspronkelijke tekst zijn klein, maar het verschil met andere recente regies is groot. Wordt meestal gekozen voor de grimmigheid van de verhoudingen of de last van de leegheid als kern, in de Friese versie lijken ze bijna bijzaak. Natuurlijk, iedereen is veroordeeld tot een leven dat hem of haar niet echt gelukkig maakt en iedereen zoekt naar een uitweg daaruit. Iedereen discussieert ook stevig met elkaar, tot ruzie aan toe. Maar achter dat gekissebis kunnen de meesten het eigenlijk goed met elkaar vinden; Astrov en Wanja en uiteindelijk zelfs Sonja en Helena zijn dikke vrienden. Nou goed, Wanja mag de professor niet bepaald, maar dat zal veel te maken hebben met zijn kalverachtige verliefdheid op diens vrouw.

Als Helena er na talloze pogingen niet in slaagt de lieve vrede te bewaren en aanstuurt op een terugkeer naar de stad, slaakt iedereen een zucht van verlichting en keert onmiddellijk de aloude rust terug. Alsof de twee niet meer waren dan een boze droom, een wake-up call die zegt: zie je wel, de stad en de mensen erin zijn niet beter dan het platteland en de mensen erop. Best mooi, dat boerenleven, het harde werken en het zorgen voor elkaar.

Eenvoud siert de mens. Dat benadrukt ook het bescheiden ogende maar door Roos van Geffen slim ontworpen decor. De draaischijf en rollende achtergrond maken het mogelijk op een klein oppervlak verschillende ruimtes en sferen te laten zien zonder gekke wisselingen, al zit het op- en afstappen van de ‘drempel’ het vloeien van de scènes soms een beetje in de weg.

Het decor is niet alleen mooi, maar ook – net als de vriendelijke regie die het accent legt op de tegenstelling stad-platteland – passend bij de speelplekken: een flinke reeks Friese theater(tje)s en dorpshuizen. Enige Randstedelijke optreden staat vooralsnog gepland in Bellevue. Zal in de stad het nagesprek wellicht gaan over de redelijk klassieke interpretatie van de Friezen, in de provincie zal nog lang worden nagepraat over de mensen, hun levens en hun omgang met elkaar.

(Foto: Sanne Peper)