‘Oeroeg was mijn vriend’, opende Hella S. Haasse haar novelle. Het werd een van de beroemdste openingszinnen uit de Nederlandse literatuur. Toch opent hij niet de allereerste theaterbewerking. Verteller Leopold Witte deelt eerst een latere bespiegeling van Haasse, beschaamd met zijn rug naar het publiek.

Verder blijft de bewerking dicht bij het origineel.  Ook de voorstelling vertelt over de vriendschap in voormalig Nederlands-Indië tussen de zoon van een Nederlandse administrateur en de Javaanse jongen Oeroeg. We volgen ze ook vanaf net voor de Tweede Wereldoorlog tot in de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog, een periode waarin de ‘Nederlandse’ jongen zich langzaamaan bewust wordt van de scheve verhoudingen in het land dat steeds minder het zijne blijkt. De vriendschap komt onder druk te staan. Hoe hard hij ook schreeuwt : ‘Ik ben geen Europeaan’, Oeroeg weet: ‘Jij hoort hier niet.’

De meeste teksten uit de bewerking komen letterlijk uit het boek en zijn nauwelijks getheatraliseerd. Op het imiteren van wat dieren- en treingeluiden na kruipen acteurs Leopold Witte en Helge Slikker niet in de huid van de twee jongens, maar vertellen in een kaal decor samen chronologisch hun geschiedenis.

Nieuw zijn die latere reflecties van Haasse op haar debuutroman uit 1948. Ze beschreef toen al heel duidelijk een kentering in het koloniale denken, maar deed dat naar latere maatstaven nog niet altijd even genuanceerd. Witte benadrukt die nieuwe blik nog eens extra door elke zin met veel verbazing en vraagtekens uit te spreken. Met zijn vingers bij zijn mond en met korte stiltes veinst hij de herinneringen jaren na dato live weer op te roepen. Tegelijkertijd wil hij de kleine, vrolijke jongen zijn die de hoofdpersoon vroeger was. Die interpretaties botsen vaak en komen dan ook geforceerd over.

Een stuk innemender en naturel is Helge Slikker. Hij vult Witte af en toe nonchalant aan met wat tekst, maar spreekt vooral boekdelen met zijn mooie donkere ogen die ons triest of vernietigend aanstaren. Met een live soundscape en Engelstalige balads over dromen en herinneringen roept hij een melancholische sfeer op. Net als in ons geheugen komen thema’s daarin even bovendrijven, om daarna weer te verdwijnen of later helemaal los te barsten. De muziek past bij de actuele interpretatie en is wondermooi. Maar het is zeker ook wennen om bij Haasses zintuigelijke beschrijvingen van Indonesie geen gamelan te horen, maar gitaren en toetsen.

Projecties van zwart-wit foto’s van het oude Indië op een groot wit achterdoek versterken de nostalgie.  Al roept de schijnbaar willekeurige selectie van onbekende gezelschappen en portretten, natuur en stad, feest en gruwel veel vragen op. Ook naar de link tussen de terugkerende immense uil en de roman blijft het gissen. Mooi symbool zijn dan weer de golven die regelmatig alle foto’s bedekken. Het water verwijst naar de spelletjes en dromen van de twee vrienden, maar ook naar een van de meest pijnlijkste scène uit het boek waarin de vader van Oeroeg verdrinkt.

Michiel de Regt nam door ziekte op het laatste moment de regie over van Madeleine Matzer, die nog wel het concept en de tekstbewerking afmaakte. Misschien zijn daardoor ideeën met elkaar gaan botsen of was deze voorstelling bij de première nog niet helemaal af. Deze Oeroeg is in ieder geval een stuk rommeliger dan de eerdere mooie boekbewerkingen van Matzer en de uiterst precieze muzikale voorstellingen van De Regt.

Foto: Karin Jonkers