De Vlaamse danser en performancekunstenaar Jan Martens mengt beweging en taal op intrigerende wijze. Zijn performance Ode to the attempt doet een poging om de altijd complexe vraag te beantwoorden of dans iets kan betekenen en zo ja, wat dan.

De basisopstelling die Martens op het podium kiest is de comfortabele plek achter zijn MacBook. Vanuit hier zet hij zelf zijn muziek aan. Ook projecteert hij een lijst van elf punten op het achterdoek die hij in de tekstverwerker op zijn laptop steeds bijwerkt. De lijst leest als de indeling voor de voorstelling. ‘An attempt to start moving‘ is punt twee, ‘an attempt to bow‘ is het laatste punt. De zwarte letters op witte achtergrond roepen bovendien de associatie op met een academische lezing of een zakelijke presentatie. Hierdoor lijkt het alsof Martens zijn eigen regisseur is, die zichzelf tijdens de voorstelling corrigeert. Zo vervangt hij het punt ‘an attempt at an interlude‘ door: ‘an attempt at an interlude with my friend Schubert and some thoughts slash information such as: perfection is borring [sic] en the past is over‘. Dit alles gebeurt onder begeleiding van de muziek van Schubert. Zo lijkt het verschil tussen het maken en het uitvoeren van de performance te vervagen.

Bij andere punten laat Martens het computerscherm voor wat het is en maakt hij enkel gebruik van dans. ‘An attempt to go minimal‘ begint met kleine salsapasjes op de plaats. Die vergroten zich naar grotere chassés, die uiteindelijk gedraaid en met wijd gestrekte armen uitgevoerd worden. ‘An attempt to define things better‘ is een stuk choreografie dat bestaat uit steeds preciezer geplaatste armen. Zwaaibewegingen en maaiende armen worden scherper, groter, nadrukkelijker. Je ziet hoe bewegingen steeds beter gedefinieerd kunnen worden. Dat dit een uitputtingsslag betekent voor Martens blijkt wel wanneer die bij afronding van dit punt de zin verandert in ‘an attempt to kill myself in three minutes‘. 

Ode to the attempt lijkt gebruik te maken van de tegenstelling tussen de theatrale uitvoering enerzijds (dans, geprojecteerde beelden) en de reflectie op die uitvoering anderzijds (het aanpassen van de tekst voor de programmaonderdelen). Echter, bij nader inzien betwist Martens juist het onderscheid tussen deze zaken. Het aankondigen van een volgend onderdeel, het maken van een grap, een vraag stellen aan het publiek: het zijn net zozeer performances als dat dans performance is. 

Martens laat dans aan zeggingskracht en betekenis winnen door choreografie op gelijke voet te plaatsen met gestes en gebaren. Dans wordt dan niet ingezet om een verhaal te vertellen en technische virtuositeit te tonen, zoals dat in klassiek ballet gebeurt. Ook wordt het niet beperkt tot het domein van het abstracte, waar het enkel om een spel tussen vormen gaat dat los staat van betekenissen in de ‘echte’ wereld. Ode to the attempt laat juist zien dat de echte wereld waarin we leven, met zijn selfies, stijlfiguren en coole houdingen, een wereld van performances is.  

Foto: Ben Nienhuis