Plaats van handeling is Toren 300 van het Tripolis complex aan een rand van Amsterdam. Gelegen tussen het Olympisch Stadion, een Rooms kerkhof waar Wim Sonneveld begraven ligt en de A10. Het is een leeg kantoorpand. Tussen de vier kaalgeslagen portalen van wat ooit een zaal was, of een ‘kantoortuin’, ligt nu de speelvloer voor vijf toneelspelers/musici.

Een dame achter een batterij luidsprekende roeptoeters komt ons melden dat wij hier veilig zijn. Dat staat nog te bezien. De ruimte die zojuist als foyer nog iets lugubers had, is met lampen en muziek getransformeerd tot een paleisje voor licht amusement, Club Noir. De tijdmachine verplaatst ons drie decennia vooruit: naar 2047. Een drietal in een curieus soort geheimtaal rebbelende types komt ons een serie circuitstoringen melden in hun particuliere, maar door een anonieme technologie gerunde habitat.

Van harte welkom in een enge eindtijdwereld. U bent er als het ware onverhoeds in iets begraven. Alleen Uw hart was nog niet helemaal gestopt met kloppen. Zou de hel er zo uit zien? Vooral Sanne den Hartogh heeft een uiterst montere manier in huis om te vertellen dat hij in iets onzegbaar griezeligs is beland. In deze ongetwijfeld toekomstige, maar in opgeschroefde metaforen als bijzonder huidig, zo U wilt actueel omschreven wereld, wonen veel overbodig geworden of weggezuiverde individuen.

Yannick Noomen toont ons er twee. Om te beginnen een dichter die op het punt staat afgeschaft te worden. Hij klinkt als een kruising tussen de deftige Jean-Pierre Rawie en de zeer on-deftige Johnny the Selfkicker. Iets verderop toont Noomen een tot persona non grata verklaarde slager. Die ons huilend zijn goede wil toont met een bord veganistische sojamoppen. In deze door robots of onaanraakbare machines geregeerde wereld vloeit weinig slagersbloed meer. Stroomt er überhaupt nog wel bloed door aderen? Zijn er eigenlijk nog wel aderen? Of alleen nog maar bekabelde circuits?

Ik kan lichtelijk giechelig of hyper nerveus worden wanneer podiumkunstenaars mij in hun kunstuniversum een dystopische horrorwereld proberen voor te spiegelen. Omdat performers het vrijwel altijd afleggen tegen de ergste nachtmerries. Maar het moet en mag gezegd: de spelers van Ninetiesproductions komen met hun team een heel eind. Stephanie Louwrier heeft een overtuigend ADHD-monster in haar rijke bagage. En als zij en Sanne den Hartogh voelbaar maken hoe twee robots zich herinneren hoe zinderingen en trillingen vroeger voelden, toen mensen nog echt zinderden en trilden, dan valt alles eventjes mooi stil.

De dame achter de roeptoerende luidsprekers heeft een dagafsluiting in huis die wat mij betreft wel een tandje minder mag. Of juist méér, maar dan raadselachtiger en zonder die parmantige ironie graag. Daarna beroert Charlie Chan Dagelet haar cello met zo een imposant, oningelost accoord, dat het lege kantoor korte tijd staat te sidderen van de melancholie. De piepknorpliengpoingklanken die Christiaan Verbeek vervolgens uit zijn toetsen tovert, winnen het muzikale slotpleidooi weliswaar op punten, maar dat samenspel van die twee performers is iets om in te lijsten zo sterk. Fraaie apotheose van een krachtige Kafka op de Zuidas.

Foto: Julian Maiwald. Sterren toegekend door de redactie.