De affiches met de anjers hangen door de hele stad. Toch is het toneelbeeld van een overweldigende schoonheid als je het theater binnenkomt. Zachtroze anjers zo ver als je kunt kijken, beschenen door een zonnig licht. De zaal is tot de nok gevuld, iedereen verlangt naar het paradijs dat Pina Bausch en haar decorontwerper Peter Pabst vierendertig jaar geleden creëerden. Nelken zien is en blijft een feest.

Zodra de mens het toneel betreedt, leggen de anjers echter het loodje. In het begin lopen de dansers nog voorzichtig – ze luisteren naar klassieke muziek: ‘Schön ist die Welt, die Liebe.’ Maar al snel staat er een leider op: er moeten spelletjes gespeeld worden en hij alleen bepaalt de regels.

Onder de duim houden is de rode draad die dwars door het Nelken-paradijs loopt. Ouders doen het met hun kinderen, mannen met vrouwen, machthebbers met voorbijgangers. Ze offreren straf in plaats van troost, intimidatie in plaats van intimiteit, machtsmisbruik in plaats van mededogen.

Toch zijn ze eigenlijk allemaal op zoek naar liefde. De stuntman die van de hoogste toren springt. De danser die pirouetten draait omdat hij denkt dat wij dat willen. De vrouw met accordeon die herhaaldelijk voorbij loopt. En ook de man die Gershwins song ‘The Man I Love’ van gebarentaal voorziet en zo toneel en dans verbindt. ‘Ik droom van hem en weet dat hij op een dag zal komen. Daar wacht ik op.’

De scène is oorspronkelijk gemaakt met Lutz Förster, de danser die het gezelschap tegenwoordig leidt. Nu is de vertolker Scott Jennings, een Engelse danser die vier jaar geleden bij de groep kwam, drie jaar na het overlijden van Philippine Bausch. Twee nieuwe dansers zocht de groep toen, vierhonderd kandidaten meldden zich. Jennings kreeg de kans om het werk van de wereldberoemde ‘moeder van het danstheater’ alsnog aan den lijve te ervaren. Dat kan dankzij een pool van dansers die vaak al decennialang deel uitmaken van het Wuppertaler Tanztheater en zich wijden aan het levend houden van haar erfenis.

Die erfenis bestaat uit een arsenaal aan stukken die spraakmakend waren vanwege hun nieuwe inhoud (geen eeuwenoude sprookjes over prinsen en zwanen, maar ervaringen uit het eigen leven van de dansers) en nieuwe vorm (geen klassieke danstechniek en geen doorlopende plotlijn, maar een collage van gedanste, gesproken en muziekfragmenten). Daar kijkt het huidige theaterpubliek niet meer van op. Maar Bausch’ uitgekiende mélange van vrolijkheid en wrangheid, geweld en tederheid, chaos en focus, kracht en kwetsbaarheid, unieke theaterpersoonlijkheden en synchrone dansfrasen blijft frapperen. Strijd en liefde, eenzaamheid en saamhorigheid, vermaak en weerzin schuiven als ijsschotsen over elkaar.

De heropvoering bewijst bovendien dat Bausch’ thematiek universeel is. Mensen die op zoek zijn naar liefde en geluk op een veld dat omsingeld wordt door bewakers met herdershonden. Mannen die elk moment naar je paspoort kunnen vragen en je naar hun pijpen laten dansen. Actueler kan een repertoirestuk niet worden. Vrachtwagenladingen bloemen worden elke dag vertrapt en ondertussen blijven we verlangen naar een nieuwe lente. Bausch wist het en het publiek herkent het.

Foto: Laszlo Szito