Al jaren trakteert Jan Decorte zijn publiek elk seizoen op een bewerking van een canon uit de theaterliteratuur. Teksten van Shakespeare zijn al vaker onder zijn bijzondere schrijfhanden terecht gekomen en als het ware esthetisch gefileerd tot de essentie. Na Wintervögelchen (naar The Winters’s Tale), Niks of niks (naar Much Ado About Nothing), Shylock (naar De Koopman van Venetië) is het nu de beurt aan Othello. Ne Swarte vormt het einde van de cyclus ‘well written plays’ en is typisch een Jan Decorte-stuk, maar deze keer heeft hij er een extra persoonlijk verhaal aan toegevoegd.

Het verhaal van Othello is op de karakteristieke manier door Jan Decorte bewerkt. In uitgepuurde zinnen met eigenaardig gefabriceerde woorden spreken de spelers gereduceerde teksten van de personages en vertellen ze ook het verloop van de story. Sigrid Vinks, de partner van Decorte, neemt de rol van Iago op zich. De andere personages worden vertolkt door leden van Compagnie Marius: Waas Gramser en Kris Van Trier. Herwig Ilegems zegt deze keer geen tekst. Hij danst, en voor een acteur danst hij heel lenig, soepel, sierlijk. Zijn lange lijf en zijn lange gespierde armen vervolledigen het dansplaatje. Zijn rol is intrigerend en bevreemdend. Alle spelers zijn gehuld in een wit T-shirt en een lange zwarte rok. Ook Ilegems. Hij plakt met zwarte tape een hakenkruis op zijn borst. Hij begint met driloefeningen, loopbewegingen worden eindeloos herhaald, het is een indrukwekkend staaltje van uithoudingsvermogen en vooral van lichamelijke discipline. Plots stopt hij, gaat aan de kant en maakt sierlijke danspasjes. Daarna herneemt hij zijn uitputtingstraining. Waarom is er dit dansend personage? Nog meer bevreemdend zijn de ingevoegde verhalen van Jan Decorte zelf, over zijn leven als kind, over zijn vader, zijn moeder.

Ne Swarte start in dikke mist. De spelers doemen erin op. Jan Decorte – in maatpak en met schoenen aan (!) – begeeft zich naar de plek links op het podium. Hij gaat er op een blok zitten, midden in een cirkel van aarde, een heksenkring. Hij vertelt licht en in gewone spreektaal een verhaal over een optreden op de lagere school. Door een stom toeval zal hij daar op het podium te zien als een jongen met een blauwe arm (een hilarisch verhaal).

De andere spelers beginnen met de bewerking van Othello. De danser start triloefeningen. Decorte vertelt over zijn vader. Dat was ‘ne zwarte’. In Vlaanderen is dat de term voor mensen die in de Tweede Wereldoorlog vaak vanuit Vlaams-nationalistische motieven gecollaboreerd hebben met de Duitsers. De ‘witten’ waren verzetsmensen. Na de oorlog is er de repressie, vaak een afrekening op basis van onderbuikgevoelens, en tot op de dag van vandaag zijn er in dorpen vetes tussen ‘zwarte’ en ‘witte’ families. De link met Othello wordt al duidelijker. Een derde verhaal van Decorte gaat over zijn moeder. Zij was een actrice, en wilde graag schitteren als een ’tragédienne’, maar werd in Vlaanderen wereldberoemd met haar komisch personage als koffiejuffrouw in de enorm populaire televisiereeks De Collega’s over ambtenaren op een ministerie. Als toemaatje volgt er nog een begrafenisanekdote.

Wat betekenen die privéverhalen in het verhaal van Othello? Wat betekent die danser met een hakenkruis op zijn borst? Is het een verwijzing naar de collaborerende rol van Jans vader? Staan de discipline-oefeningen symbool voor een houvast vinden van onzekere mensen die hun tekorten niet kunnen hanteren en zekerheid en veiligheid vinden in militaristische körperkultur en gehoorzaamheid? De danser beweegt elastisch, hij zegt niets. Hij reageert alleen met zijn lijf, instinctief, naar het einde toe blaft hij. Dat doet komisch aan, maar werkt ook beangstigend. Nadien plakt hij de zwarte tape van het hakenkruis op zijn gezicht. Is het een referentie aan de zwarte engel van Michaël Borremans?

Het spel en de teksten van de personages lijken een gelatenheid in zich te dragen. Othello is jaloers, dat klopt, maar kan er niets aan doen. Dat zit in hem. Zoals wraak in Iago zit. Desdemona komt weinig zelf aan het woord. Over haar wordt gezegd dat ze graag plezier maakt. Dat heeft zijzelf niet in de hand. In groter perspectief lijken alle elementen van de productie een onafwendbaarheid in zich te hebben. Er rest slechts een fatalistische berusting. Of toch niet?

Xenofobie, haat, angst, religie, ideologie, radicalisering, dat alles komt ter sprake, en daaraan lijk je niet te kunnen ontsnappen. Ieder mens heeft zijn tekorten, en zit in zichzelf gevangen. Zoals Jan Decorte in zijn kring blijft, zo zit het gele licht vast in de gestileerde vierkante houten kisten die aan één kant open zijn. Het felle licht dat daaruit schijnt houdt de mensen op de vloer gevangen. In de kwetsbaarheid van hun tekorten. Intrigerend en pregnant.

Foto: Danny Willems