De circuskunsten zijn in opmars! Ze mengen zich onder het theater, onder de performance, onder de beeldende installaties en laten zich daar sluipenderwijs gelden. Heerlijke verrassingen levert dat op, zoals My Life With The Tree van de jonge regisseur Alexia Leysen (1988, Toneelacademie Maastricht). Deze woordloze voorstelling, geïnspireerd door de Duitse fotograaf Frank Kunert (meer specifiek door het werk Grün ist die Hoffnung) kun je makkelijk omschrijven als ‘visueel theater’ of als een ‘beeldend onderzoek’, zoals Leysen dat ook zelf doet op haar website. Maar eigenlijk gehoorzaamt My Life with The Tree nog het meest aan de conventies van de clownerie.

Circus is strijd: het is de worsteling van de mens met het dier (de dierentemmer), met het object (de jongleur), met de wetten van de zwaartekracht (de trapezeturner) en doorheen dat alles met zichzelf – hier komt de clown in beeld. Deze zomer zag ik op het Gentse festival MiraMiro de voorstelling Vu van het Franse Cie Sacekripa: een neurotische performer vocht met alledaagse voorwerpen als koffielepeltjes, lucifers en tijdschriften die aan zijn controle dreigden te ontsnappen. Er kwamen geen rode neus en flapschoenen aan te pas, maar het was clownerie in zijn meest verfijnde vorm, waarbij de performer de ene veldslag na de andere verloor – met een hilarische tragedie als resultaat.

Aan deze voorstelling moest ik denken tijdens My Life With The Tree, opnieuw een duel tussen een man en een geliefd/gehaat object. In verschillende korte scènes, telkens afgebroken door een donkerslag, toont Alexia Leysen een bijna lacaniaanse strijd tussen een man en zijn boom. Zichzelf zijn of toch samenvallen met die ander? My Life With The Tree is het clowneske verhaal van de vermenselijking van een boom, en de verbomelijking van een mens.

De openingsscène is eenvoudig mooi: de man (Geert Belpaeme) komt langzaam het toneel opgeschuifeld, vanuit het donker in het licht, het hoofd achterovergebogen en één arm verstopt achter de rug. Op zijn voorhoofd balanceert een miniatuurboompje. Object van sublimatie, ongetwijfeld, want rechts van hem staat the real thing, in al zijn enormiteit. Een houten ladder leidt naar een hooggelegen platform waarop de grote versie staat. Eenmaal frontaal naar het publiek gekeerd, haalt de man een gitaartje tevoorschijn en speelt een welkomstlied voor zijn nieuwe huisgenoot. Het boompje krijgt een plaats aan tafel, wordt met tafel en al op zijn buik gezet en wordt door hem liefdevol begoten met water uit z’n eigen mond – een beetje zoals thee in een theeritueel vanop grote hoogte in het kopje klettert. Maar zoals dat gaat in relaties, blijven de wittebroodsweken niet duren. De nieuweling blijkt zich niet te integreren zoals verwacht, sterker nog: hij begint de man op de zenuwen te werken, roept agressie op. Is het niet genoeg, is het geen mens genoeg? Beantwoordt het kleine boompje niet aan de verwachtingen? (En is dat in relaties tussen mensen ooit anders?) Stelt het teleur in wat het maar is en blijft: een boom?

In ieder geval verzuurt de verhouding. Het stomme boompje moet eerst gestraft worden, later vernietigd. Na enkele kannibalistische oprispingen (gelik en geknabbel aan de blaadjes) steekt de man uiteindelijk met de punt van zijn sigaret een eerste blaadje in brand. In enkele seconden vat het boompje vuur. De man schrikt, zoals een kind dat onverhoopt zijn speelgoed heeft kunnen kapot maken (ook dat infantiele is clownerie) en weet in eerste instantie niet wat te doen. In paniek gooit hij het brandende boompje dan maar in een ijzeren pedaalemmer. Deksel dicht, hij opgelucht erbovenop. Maar de rook ontsnapt tussen de kieren en hij schroeit, uiteraard, zijn broek – nog zo’n clownscliché. What’s next? Nu het symbolische object verdwenen is, kan de man niet anders dan zich verhouden tot zijn reële verlangen. Dat dat verlangen stiekem is, schuldig, blijkt uit het feit dat eerst zijn schoenen zonder hem op wandel gaan, richting ladder – hijzelf mag niet gezien worden. Er is ook een droomsequentie waarin hij zichzelf als duif ziet; een eerste metamorfose richting eenwording met de boom?

Geen idee eigenlijk, maar ik zit er wel oneindig gefascineerd naar te kijken – verdorie, wat is dat toch met die kerel en die boom? En dat is juist het mooie aan Leysens regie, dat ze eenduidigheid schuwt, maar uitgebalanceerd spaarzaam is met haar tekens. Ze geeft niet te veel, waardoor de betekenis van wat we zien vast komt te liggen, en niet te weinig, waardoor we gefrustreerd zouden kunnen raken door een te sterk hermetisme. Neen, ze reikt net genoeg om de sluizen van mijn verbeelding wagenwijd open te zetten.

Met Geert Belpaeme vond Leysen na wat omzwervingen een performer die een uitgekiend fysiek spel perfect weet te verrijken met het subtiele tragikomische register van de clown. Het zit hem in zijn blik: de manier waarop hij zijn falen aankondigt, de bijna berustende oogopslag die ons al op voorhand laat grijnzen van Schadenfreude. De obstinate blindheid voor het evidente gebruik van de ladder – neen, hij klautert liever langs achteren op het platform, wat halsbrekende toeren oplevert. Hoe er gespeeld wordt met contrast, nog zo’n clownstopos: Belpaemes lange lijf gebogen onder de gestuikte kruin van de grote boom, zijn frêle armen die een veel te zware stam torsen.

De circuskunsten zijn volop in ontwikkeling. Er wordt in de sector druk gediscussieerd over ambacht en dramaturgie. Nogal wat groepen bekennen zichzelf tot het artistieke ‘nieuwe circus’, maar blijven steken in kunstjes met een omkaderend verhaaltje. Alexia Leysen bekent zich nergens toe, maar haar prille worp is een wellicht onbewust voorbeeld van de manier waarop theater en circus elkaar de hand kunnen reiken. Subtiel, secuur en zuiver in spel en regie: My Life With The Tree is een prille worp met een grote volwassenheid.