Jeugdige bezoekers in theater De Verkadefabriek luisteren ademloos naar fragmenten uit de cellosuites van Bach. Celliste Jacqueline Hamelink brengt ze, vloeiend en prachtig spelend, ten gehore bij de dansvoorstelling Mongens en Jeisjes door de Stilte, een gezelschap uit het zuiden dat zich toelegt op de ontwikkelen van dans voor de jeugd.

Dat choreograaf Jack Timmermans het aandurft muziek van Bach te combineren met hedendaagse ritmes van Timothy van der Holst is een teken van moed en hoge artistieke inzet. De titel doet misschien op het eerste gezicht vreemd aan, maar als we Jongens en Meisjes er in lezen, met de verwisseling van de beginkapitaal, dan komen we precies uit waar het in deze voorstelling om draait: om identiteit. Ben je een jongen of meisje uitsluitend door geboorte, of bepaalt je omgeving je gedrag, en dus je identiteit? Identiteit is een raadsel.

Het is niet bepaald een eenvoudig gegeven om in dans uit te drukken. Toch weet choreograaf Timmermans met een groep van zes jonge, energieke dansers het onderwerp overtuigend en spannend uit te beelden. Drie kasten domineren het toneelbeeld, ontworpen door Pink Steenvoorden in samenwerking met de choreograaf. Een voor een komen de dansers vanaf de zijkant op, gekleed in een strakzittend, wat grauwig uniseks pak, zodat het onderscheid tussen man of vrouw wegvalt. In die openingsdans gaat het er heftig aan toe, met boeiende symmetrische patronen en hoekige bewegingen. Jongen en meisje zijn één, en dat uit zich ook in de volmaakte gelijktijdigheid van de bewegingen, waarin de dansers elkaar spiegelen.

Opeens zwaait de deur open en maakt celliste Hamelink haar entree. We zien eerst haar achterhoofd, waarop ze een masker draagt van componist J.S. Bach. Vanaf dat moment krijgt de voorstelling een andere dynamiek. Er komt onderscheid in jongens en meisjes, dat zich het sterkst uit in een geënsceneerde klas. Een jongen gedraagt zich meisjesachtig en een meisje jongensachtig. Damestasjes lijken hetzelfde, maar de manier waarop de dansers die vasthouden geeft het onderscheid aan. Opeens dragen alle spelers een papieren masker, maar dan een waarop een foto van een van de anderen is afgedrukt. Een meisjesgezicht op een jongenslichaam en andersom schept verwarring: kijkt de toeschouwer naar man of vrouw?

Tegen het slot volgt nog een briljant staaltje klassenherrie. Een poppenkastspel toont twee poppen met felgekleurde pruiken op. De klas komt in opstand tegen de speelster, in wie de celliste schuilgaat. Pesten, jennen, rondrennen. Er is geen orde meer. Totdat Hamelink opnieuw opkomt met haar cello en verder speelt, alsof er niets is gebeurd. De klas luistert in elk geval vol aandacht en is geheel tot rust gekomen.

Wat wil deze voorstelling de jeugdige toeschouwer vertellen, voor wie het in de eerste plaats is gemaakt? Cruciaal is het moment waarop de dansers van identiteit wisselen door de maskers die ze op hebben. Zo makkelijk en snel kan dat dus gaan. In de dans zelf is dit onderscheid door Timmermans niet gemaakt; er is geen geheid mannelijk versus vrouwelijk duet of pas de deux. Dat is een uitstekende keuze. De choreografie is een wervelend geheel van ritme, vitaliteit, energie. En vooral: samenspel. En hierdoor verdwijnt het specifiek mannelijke of vrouwelijke. De dansers tonen op overrompelende wijze hun talent en fysieke zeggingskracht, en daarin zijn ze volkomen gelijkwaardig.

Foto: Hans Gerritsen