Nederland in de jaren vijftig. De televisie staat op het punt de radio te verdringen. Homoseksualiteit is een onbespreekbaar taboe. Het platteland is mijlenver verwijderd van de stad, niet alleen topografisch maar ook sociologisch. Voor wie denkt dat wij nu met tegenstellingen te kampen hebben: dat is nooit anders geweest. In het decor van dat decennium speelt de op de gelijknamige televisieserie gebaseerde nieuwe Joop van den Ende-productie Moeder, ik wil bij de revue.

Het zijn de hoogtijdagen van het gevierd revueduo John en Riet Hogendoorn (Jon van Eerd en Simone Kleinsma). Ze spelen uitverkochte shows in de Haarlemse schouwburg. Maar als het doek valt en het publiek de zaal verlaten heeft, blijkt dat het allemaal lang niet zo vanzelfsprekend tussen broer en zus gaat. Zij drinkt te veel, hij schrijft nooit wat, ze houden van elkaar en kunnen elkaar niet uitstaan, ze zijn de George en Martha van het variété. Door een toevallige samenloop van omstandigheden komt kolenboerzoon Bob Somers (Terence van der Loo) uit Limburg naar Holland. Hij raakt verknocht aan de revue, én aan Jeanne van Woerkom (Christanne de Bruijn), de liefde van zijn neef, welke hij beiden voor zich weet te winnen.

Met veel vaart en een hoog amusementsgehalte wordt dit verhaal verteld. Jon van Eerd en Simone Kleinsma spelen de doorgewinterde podiumdieren met een schijnbare vanzelfsprekendheid en een aanstekelijk gemak. Ze spelen personages die onvermoeibaar op het podium staan, naadloos op elkaar zijn ingespeeld en alles doen voor een lach of applaus. Hun karakters worden mensen als we ze na de nummers zien, afgepeigerd, geïrriteerd, moe van zichzelf en de ander. Ook voeren beiden hun eigen innerlijke strijd. John Hogendoorn die geen uiting kan geven aan zijn seksuele geaardheid, en Riet Hogendoorn die een strijd voert met de tijd, die zichzelf oud ziet worden. Daarover zingt Kleinsma een prachtig lied, vol zelfspot, zelfhaat en pijn. Een pareltje in een verder iets te plotmatige productie.

Want over het algemeen is er veel tijd ingebouwd voor het opwerpen en inlossen van verhaallijnen, en kent de voorstellingen weinig reflectieve momenten. Van der Loo speelt een Bob Somers die wat onzeker van aard is, maar zichzelf forceert zelfverzekerder te zijn dan hij is. Dat is een mooie laag aan de rol, een laag die soms wat meer ruimte zou mogen krijgen. Hetzelfde geldt voor De Bruijn, met een ontwapenende Jeanne van Woerkom die zich net zo goed zelfverzekerder en onafhankelijker voordoet dan ze is. Ook bij haar is het jammer dat haar momenten van twijfel of angst binnen het tijdsbestek van een lied vaak al worden ingelost.

Door middel van projecten op grote, verschuifbare panelen worden we van Haarlem naar Limburg geslingerd, van een elektrozaak naar een boerderij. Het is allemaal strak en mooi, maar echte creativiteit in de vormgeving laat soms naar zich zoeken. Pas tijdens de scène waarin Bob en Jeanne elkaar voor het eerst kussen, als we zowel in de huiskamer als op het dak van het huis van de Van Woerkoms zijn, in een vrolijk lied vol twijfel en ontwikkeling, lijken alle puzzelstukjes samen te vallen. De liedtekst is dramatisch, het toneelbeeld theatraal, de muziek dynamisch en het is een feest om naar te kijken en te luisteren.

Moeder, ik wil bij de revue is een degelijke, kwalitatieve productie die bij vlagen verrast. Met name Kleinsma weet het meest te ontroeren als gekwelde artiest met een lachend clownsmasker. Uiteindelijk gaat de musical over het stokje doorgeven aan een nieuwe generatie. Maakt de gevestigde orde, gerepresenteerd door Kleinsma en Van Eerd, binnenkort ruimte voor nieuwe talenten als Van der Loo en De Bruijn? Waarschijnlijk kunnen ze, net als John en Riet Hoogendoorn, het niet laten om toch weer mee te doen.