Tien jaar geleden zette de voorstelling Moe maar op en dolend het Vlaamse gezelschap Abattoir Fermé internationaal op de kaart. Met terugwerkende kracht blijkt de voorstelling een waarschuwing voor wat het gezelschap nog in petto heeft. Beelden die zich aan je netvlies vastklampen, de mens die vastzit in een herhaling van geweld en zinloosheid en dan af en toe die wrange lach, die tegen wil en dank ontsnapt, zonder dat je precies weet waarom.

De voorstelling opent met een onheilspellende soundscape en zwaailichten. Onder een zeil komt een naakte man vandaan. Hij kleedt zich aan. Emotieloos. Zonder concreet doel. Rookt sigaret na sigaret. Uit een koffer kruipt een vrouw. Ze wordt bedolven onder logge hompen klei. Wat volgt is een stroomversnelling van beelden die nog het meest aanvoelt als een nachtmerrie of hallucinatie, waarin geweld en seks de boventoon voeren.

Regisseur Stef Lernous liet zich bij het maken van deze productie inspireren door het syndroom van Cotard: een psychische aandoening waarbij de patiënt waant dat hij dood is, niet bestaat of dat zijn bloed en organen ontbreken. Symptonen: depressie en depersonalisatie.

Als na een uiterst langzame opening de voorstelling op gang is, gaat deze ook zonder te stoppen door. In toenemende mate worden de beelden heftiger en absurder. Tine Van den Wyngaert, Mieke Laureys en Chiel van Berkel tonen in prachtige en tegelijkertijd walgelijke beelden hoe de mens functioneert zonder reflectievermogen. Het zijn de lege ogen van de drie acteurs, die elke absurditeit van handelen overstijgen. Niets heeft effect, zin of consequenties. De voorstelling is daarin meedogenloos: er gloort geen hoop, ver weg aan de horizon, er is geen alternatief. Een adempauze evenmin.

Dat is een hard gegeven. Net zo hard als het besef dat de aanknopingspunten met het dagelijks leven niet van de lucht zijn. Loop na deze voorstelling gezien te hebben maar eens door een drukke winkelstraat of een station, en je ziet dezelfde leegte in de ogen. Zoals meer werk van Abattoir Fermé, dringt deze voorstelling voor een groot deel in tweede instantie tot je door. De beelden klauwen zich vast, ergens in je geheugen, en komen weer opzetten als je er niet op bedacht bent. Dan zijn ze bijzonder confronterend. De apathie, de driften, de zinloosheid, als het eenmaal begint zie je de gedepersonaliseerde mens overal.

Stef Lernous toont ons als lusteloos, ronddolend wezen, gedreven door seks en geweld. Hij dwingt het publiek in een positie van voyeurs, kijkend naar de totaal van zichzelf vervreemde mens, die geenszins van plan is zijn handelen te staken. En terwijl wij toekijken, met een mengeling van afkeer en fascinatie, worden we medeplichtig aan de gruwelijkheden. Want ik beloof u: we willen het zien, elk detail, elke ijzingwekkende scene.

De vraag doemt op wat erger is: de mensheid die meer en meer afstevent op zijn eigen depersonalisatie, of de toekijkende massa die de ogen nog eens goed samenknijpt om alle ellende goed scherp te kunnen zien. Abattoir Fermé brengt met deze herneming in elk geval een voorstelling die geen greintje minder actueel is dan tien jaar geleden. En ik voorzie helaas dat ik geen ander oordeel vel, mochten ze deze voorstelling over tien jaar nog eens brengen.

Foto: Stef Lernous