Het is een van de bekendste boeken van Annie M.G. Schmidt: Minoes. Tot in de verste uithoeken van de wereld vertaald en de film vormde de doorbraak voor Carice van Houten, ironisch genoeg zelf allergisch voor katten. Welbeschouwd een klein wonder dat er nu pas een theatervoorstelling naar het boek is, want alle ingrediënten voor een theaterhit zijn aanwezig.

Het boek kent duidelijke karakters, zowel bij de poezen als de mensen, heeft een heldere plot en een echte slechterik: meneer Ellemeet. Centraal staan Tibbe, de verlegen komkommernieuwsjournalist die het liefst over katten schrijft, en natuurlijk juffrouw Minoes, ‘van buiten een dame, van binnen nog altijd een poes’. Minoes is door het chemisch afval van de deodorantfabriek van Ellemeet, ook voorzitter van de plaatselijke verenging van dierenvrienden, in een juffrouw veranderd, maar kan nog altijd met poezen praten. Met dank aan de kattenpersdienst voorziet zij Tibbe van nieuws.

Het is razend knap hoe Tamara Bos het hele boek in de musical heeft verwerkt. Ze schrapte weliswaar enkele personages, maar aan de kern is niets veranderd. Dus Tibbe tikt gewoon op een typemachine, er is een haringkar en door de verschillende scènes slim op te bouwen is het mogelijk dat er een groot aantal dubbelrollen zijn.

In die dubbelrollen schitteren Theun Plantinga (Pompkat, burgemeester, haringman en de licht hysterische mevrouw van Dam) en vooral Kim van Zeben. Haar Jakkepoes en tante Moortje zijn al geweldig, maar als hoofdredactrice slaat zij letterlijk wild met de krant om zich heen, en eet die zelfs woedend op. Rop Verheijen geeft aan Ellemeet te weinig dreiging mee, maar is een prima Dikke Joop, terwijl Lauretta van de Merwe Schele Simon en buurmeisje Bibi ontwapenend neerzet. David Lucieer is uitstekend gecast als de slungelige Tibbe, maar zoals het hoort gaat alle aandacht naar juffrouw Minoes. Meer nog dan Carice van Houten in de succesverfilming heeft Sytske van der Ster iets kattigs, pardon, kats, in haar spel. Ze krabt, ze spint, mauwt én is ook op en top dame. Allen worden daarbij geholpen door de fraaie poppenontwerpen van Tamar Stalenhoef en het mooie decor van Eric van der Palen, dat de nodige klauwpartijen van Minoes verlangt.

Voor een musical herbergt Minoes relatief weinig liedjes. De teksten daarvan doen recht aan Schmidt en de ‘Mauwmauw-song’ uit het boek heeft eindelijk ook voor mensen verstaanbare woorden. Maar zo inventief als de liedteksten zijn, zo gemakzuchtig is de muziek van Rutger de Bekker. Ja, het is direct meezingbaar, maar net als de nummers van K3 zo geschreven dat je meteen aan andere nummers denkt, waarbij het nummer ‘Kattenpersdienst’ meer dan een knipoog naar ‘Footloose’ bevat.

Vooral na de pauze slaat bovendien het poppenkastgehalte toe. ‘Niet doen!’ schreeuwen de kinderen – daartoe nogal aangemoedigd door het volwassen premièrepubliek – als Ellemeet de jonge katjes van de Jakkepoes wil verdrinken en ‘Boe!’ als hij de stadspenning krijgt omgehangen. Doordat juist in het tweede deel, hoe behendig ook, de meeste scènes uit boek zijn geschrapt of in elkaar geschoven, ontbreekt daar de echte spanning en denken zelfs de allerkleinsten geen moment dat meneer Ellemeet zal kunnen wegkomen met zijn snode plannen. En dat is jammer, want juist in de kinderboeken van Annie M.G. Schmidt is zeker niet alles altijd even eerlijk of wordt meteen opgelost.

De musical Minoes is zo een onderhoudende familievoorstelling die vooral spint en kopjes geeft. Maar een enkele keer ook met de nagels flink uithalen had de voorstelling sterker gemaakt.

Foto: Raymond van Olphen