Met Memento Park maakt theatermaker Thomas Bellinck zijn eerste productie voor de grote zaal. Noteer ‘theatermaker’ en niet ‘regisseur’, want Bellinck is allerminst een klassieke tekstregisseur. Zijn curriculum laat zich lezen als een onafgebroken zoektocht naar de juiste vorm voor de juiste inhoud. In zijn minst theatrale vertaling levert die ingesteldheid haast ‘zuiver’ maatschappelijke acties op, zoals Sans-papiers zingen de Brabançonne in de drie landstalen uit 2009, een ‘tijdelijk monument voor de onbekende sans-papiers’ op het Brusselse Muntplein.

Daartegenover staan de ‘echte’ theatervoorstellingen die Bellinck samen met zijn RITS-makker Jeroen Van der Ven ontwikkelt in het collectief Steigeisen. Zo is De onkreukelbare (2012) een kleurrijke assemblagevoorstelling waarin het glibberige fenomeen revolutie wordt ontleed in haast mystieke tableaux, met de figuur van Robespierre als inspiratiebron. Tussen actie en theater in ligt een breed spectrum aan min of meer ‘documentaire’ voorstellingen waarin de historische, actuele of toekomstige realiteit, meer of minder gemedieerd, de theatrale ruimte binnendringt. In Lethal Inc. (2011) wordt de ontwikkeling van de elektrische stoel uiteengezet in een PowerPoint-presentatie, met het Domo de Eŭropa Historio en Ekzilo bouwt Bellinck in 2012 een museum waarin de toekomstige onttakeling van de Europese Unie in de vitrine wordt gezet. De ‘geschiedenis’ en de impact van die imaginaire constructie die het verleden vormgeeft (maar evengoed doorwerkt in heden en toekomst) lijkt Bellincks grootste interesse weg te dragen.

Memento Park, een productie van Steigeisen en het Brusselse stadstheater KVS, sluit naadloos aan bij deze interesse. Aanleiding voor de voorstelling is de schier onbedaarlijke stroom aan herdenkingsevenementen die de honderdjarige verjaardag van de Eerste Wereldoorlog in Vlaanderen genereert. Voor de verknoping van toeristische en commerciële belangen en de branding van het doorstane leed (zie projecten als Flanders Fields, GoneWest) is de term ‘herdenkingsindustrie’ uitgevonden. Memento Park verwijst in de eerste plaats naar het hoge pretpark-gehalte van sommige herdenkingsactiviteiten maar daarnaast, en niet in het minst, spelen ook nationalistische en politieke motieven.

Bellinck en Van der Ven beperkten hun research niet tot de huidige herdenkingsinflatie, maar tonen aan dat het fenomeen en zijn politieke recuperatie van alle tijden zijn – decennia van commotie rond de Ieperse IJzertoren vormen er het beste bewijs van. En net zoals de voorstelling op de tijdslijn springt van heden naar verleden en toekomst, doet ze dat ook geografisch: van het kneuterige Vlaamse KMO-gekibbel rond chocolade helmpjes of jammerlijk verdorde klaprozenvelden springt Memento Park naar de grotere geopolitieke vragen rond identiteit en protectionisme. Wie heeft het recht te herdenken en waarom? In hoeverre kan de frase ‘Nooit meer oorlog’ ironieloos herhaald worden in een wereld die net aan een nieuwe defensiewedloop lijkt te zijn begonnen? ‘Als je vrede wil moet je je voorbereiden op oorlog,’ merkt een van de personages monkelend op.

De grote zaal vraagt om grote tekens, en Bellinck kiest voor een benauwend soort kijkdoos met laaghangend plafond (ontwerp van Stef Stessel), geladen met een soort marthaleriaanse unheimlichkeit. Alsof we in een oude Viewmaster kijken, en er bij elke klik een wat gelig belicht, ondiep tafereeltje verschijnt. Een scherm boven de scène informeert over het jaar waarin die tafereeltjes zich afspelen: 1940, 2012, 2015. De halfronde vergaderzaal heeft streng-bruine wanden waarop verschillende deuren uitgeven – de associatie met de deurenkomedie is niet toevallig. Er wordt voortdurend gesteggeld met stoelen, personages betreden te vroeg of te laat de zaal en de zes spelers lijken stuk voor stuk tatiaans ongemakkelijk in hun lijf te zitten of moeilijk uit hun woorden te komen.

Het West-Vlaamse marketingtaaltje van Joris Hessels of het gênante hot potatoe-Engels van Karlijn Sileghem werkt niet alleen lachwekkend maar ook vervreemdend. Elk personage is zich hyperbewust van de rol die het speelt en daarmee wordt de hele opvoering zelf een clowneske re-enactment van de herdenkingskoorts. Slechts op één moment wordt die attitude doorbroken, wanneer je voelt dat Bellincks verontwaardiging de overhand neemt en hij nadrukkelijk – via het personage van een theatermaker, vertolkt door Jeroen Van der Ven – een punt wil maken rond de hypocrisie van het memoreren van mensenrechten op 11 november, terwijl op datzelfde moment de mensenrechten van Afghaanse vluchtelingen worden genegeerd.

De uitdaging is om dat rijke en interessante researchmateriaal allemaal aan elkaar te schakelen tot een dramatisch interessant gegeven. Dat lukt niet helemaal. Memento Park is fris en geestig zonder oppervlakkig te zijn, maar wat voelbaar ontbreekt is een dieperliggende dramaturgie: een reden om net dié anekdotes, net die situaties en onderwerpen uit te lichten, en andere in de schaduw te laten. Hoe interessant de afzonderlijke tafereeltjes ook, de optelsom levert weinig meerwaarde – je begrijpt niet goed waarom Bellinck precies déze puzzel legt.

Op een vlakke vloerzaal kan een mangelende dramaturgie deels opgevangen worden door de nabijheid van de spelers die hun publiek fysiek in hun vertelling trekken; het voordeel van die dwingende presentie heeft de grote zaal niet. Het gebrek aan dramatische lijm dreigt ervoor te zorgen dat Memento Park bij momenten een wat versnipperd praatstuk wordt dat zich ergens in de verte afspeelt. Terwijl de voorstelling er speels en slim op wijst dat de hele herdenkingsindustrie een kwestie is van her-vertelling volgens deze of gene agenda, biedt ze zelf te weinig inkijk in de agenda van haar regisseur. Dit verhaal rond storytelling ontbreekt het eigenlijk enkel aan een iets sterker geprononceerde eigen story.

Memento Park staat op 18 mei in de Stadsschouwburg Amsterdam.

Foto: Stef Stessel