Meeting is een nauwgezet spel tussen beweging en muziek. Twee dansers gaan tot het uiterste in een geconcentreerde battle met 64 robotjes. Het resultaat is een waanzinnig fascinerende voorstelling, waarin het formele lichaam het opneemt tegen een reeks onschuldige – haast onroerende – machientjes.

Twee jaar geleden verraste de Australische choreograaf Antony Hamilton tijdens Festival Noorderzon al met Black Project 1. In dit duet verplaatsten twee donker geklede en dito geschminkte dansers zich in een volledig zwarte omgeving. Geleidelijk onthulden hun bewegingen een wit en ruimtelijk lijnenspel, dat deed denken aan de grafische kunst van de Aborginals. Black Project 1 is een werk dat zich vastbijt in de herinnering. Niet alleen dankzij de apocalyptische sfeer, maar vooral ook omdat muziek, vormgeving en beweging volledig met elkaar samenvallen.

Het nieuwe werk van de Australische choreograaf Antony Hamilton, Meeting, is aanmerkelijk lichter van toon. Maar de voorstelling, opnieuw een duet, kent dezelfde bewegingstaal. Een taal, die is geworteld in de urban dans, met name in de poppin & locking. Hamilton creëerde Meeting samen met danser en instrumentenbouwer Alisdair Macindoe. Beiden werken geregeld onder de vlag van Chunky Move, het Melbournse gezelschap van Anouk van Dijk. Macindoe ontwierp een klein houten instrumentje, waaraan hij een potloodje bevestigde dat op de grond tikt. Bij aanvang van de voorstelling staan de 64 blokjes ter grootte van een muizenval in een cirkel opgesteld. Achter de blokjes liggen – even geordend – verschillende kleine objecten: schaaltjes, houten doosjes en enkele stalen pijpjes.

In de cirkel bewegen Hamilton en Macindoe op de beat van de tikkende potloodjes. Langzaam en synchroon, strak gebonden aan een ruimtelijke orde. Daarna versnelt de beweging zich en creëert de isolatie van armen, handen en hoofd  een fascinerend lijnenspel. Met enkele overwogen passen, alsof hun dans een Tai Chi kata betreft, verplaatsen de twee zich. Soms zakt een van hen door de knieën en ontstaat een nieuw perspectief. Als het ritme zich versnelt en de bewegingen in elkaar grijpen, is het alsof we naar een reeks lopende band-handelingen kijken. Wie bekend is met het vocabulaire herkent afgeleiden van mimische poppin’ en locking moves, zoals het kloppen van het hart of de uitgestoken wijzende vinger.

De potloodjes hebben ieder hun eigen aangestuurde programma. Soms tikken ze zacht, soms unisono, zodat een voller geluid ontstaat. Gaandeweg wordt het ritme complexer en doordat het geluid zich voortdurend verplaatst, krijgt de compositie ook een ruimtelijk karakter. In het tweede deel van de choreografie zitten de mannen op de vloer en krijgt de stem een rol. Het geluid van de kloppende potloodjes maakt plaats voor een bijna obsessief telritueel waarin cijfers met elkaar aan de haal gaan. Supergeconcentreerd zijn ze. Volledig in beslag genomen door de mathematische exercitie. Maar al streven de twee naar formele perfectie, de mens is geen machine en het zweet loopt over het hoofd.

Voorop het toneel staan drie muziekstandaards – een gegeven dat doet denken aan het werk van de Engelse choreograaf Jonathan Burrows, die muziek en beweging altijd expliciet aan elkaar verbindt. Dat doen Hamilton en Macindoe in Meeting ook, heel tastbaar zelfs. In het laatste deel verplaatsen de dansers de houten blokjes en ontstaat een nieuwe ordening. Nieuwe klanken worden gerealiseerd doordat elk potloodje op een ander object tikt. Nadat beide dansers zijn verdwenen, geven de ‘robots’ nog een uitgebreid concert. Hoe minimalistisch ook, toch krijgt dat concert iets narratiefs. Bijvoorbeeld als een potloodje parmantig op de met rubber afgedekte pijpleiding slaat.

Foto: Gregory Lorenzutti