Kennismaken met een eeuwenoude, maar voor de meesten van ons onbekende danscultuur, dat kan deze weken op het India Dans Festival. Het optreden van Renjith & Vijna was heel instructief: zij zetten klassieke bharatanatyam naast een moderne verwerking van de twee millennia oude stijl.

De hippies, met hun exotische belangstelling, zijn begonnen, maar de Indiase dans kwam in Nederland pas echt van de grond na de onafhankelijkheid van Suriname. Toen kwamen grote groepen hindoestanen naar ons land die hun dans meenamen. In Den Haag bloeien nu 25 Indiase dansgroepen. Een vruchtbare voedingsbodem voor het Haagse festival. Dat leerden we van de inleiding van Jolanda Boejharat.

Vanuit het Zuid-Indiase danscentrum Chennai kwam, net als vorig jaar, het echtpaar Renjith & Vijna naar Nederland gevlogen. Zij gelden als jonge topdansers die de klassieke traditie voortzetten. Ook als je de taal van de mudra’s, de symbolische handgebaren, niet kent, is er van hun optreden toch veel te volgen, dankzij hun mimisch vermogen en de verhelderende inleidingen vooraf. Daarin laat Vijna even snel zien wat de tien incarnaties van Vishnu zijn: vis (vingertoppen tegen elkaar en wiebelen), schildpad (handen op elkaar met aan weerszijden pootjes eruit), everzwijn, dwerg, leeuwman, ploeger en zo meer. Die incarnaties komen terug in het tweede stuk van de avond.

De drie stukken voor de pauze (Margam) waren traditioneel, uitgevoerd op klassieke raga’s (geïmproviseerde Indiase muziek volgens een vast raamwerk). Ze begonnen met Pushpaanjali, het vragen om de zegen van olifantgod Ganesha, in de hoop op een voorspoedig begin. Daarna is het tijd voor de liefde; in dit geval van Krishna voor het melkmeisje Radha. Net zoals de goden van de Grieken vertonen die van het Hindoeïsme niet altijd onberispelijk gedrag. Krisjna bijvoorbeeld heeft onbetrouwbare kanten; als hij een fatsoenlijke godheid was geweest, zouden er niet zoveel verhalen zijn waarin hij de hoofdrol speelt. Radha valt uiteindelijk niet voor zijn mooie blauwe wangen of zijn pauwenveer, maar voor zijn fluit. Aan het verhaaltje zit weer een symbolische dimensie: de menselijke ziel dwaalt af en komt uiteindelijk terug bij haar schepper.

Renjith & Vijna beelden die ondeugende verleidingsscènes uit met een hartveroverende olijkheid. Ze ondersteunen hun beeldende mudra’s met hun uitermate expressieve gezichtsuitdrukkingen en stralende ogen. Ze maken van hun duetten een pantomimisch feestje. In de langzame passages zijn ze goede dansers, in het snelle werk ronduit fascinerend, met flitsende voeten en armen, een sterk ritmegevoel en een spectaculair scherpe articulatie.

Dankzij een ondersteuning van de Kylián Foundation kon het danspaar een maand werken aan een eigen, meer moderne choreografie. Leo Spreksel, artistiek directeur van Korzo, begeleidde hen daarbij. De samenwerking is tekenend voor de nieuwsgierige openheid van de dansers. Het uitgangspunt van Taru (boom in het Sanskriet) is groei en de vereniging van mannelijke en vrouwelijke energie. Veel delen uit Taru laten zich bekijken als een romance.

Uiteraard is de dans veel minder verhalend gericht, maar mudra’s spelen nog steeds een grote rol in het stuk. Soms werken ze versterkend, soms levert de vermenging van traditie en moderne dans weinig meerwaarde op. Intussen is Taru een interessante poging om twee werelden bij elkaar te brengen.

Foto: Sunny Jagesar