De voorstelling die is genoemd naar de grote leider van de Nederlandse communisten begint met een band die twee liedjes speelt. Ze zijn speciaal voor het stuk geschreven, maar geïnspireerd door The times they are a-changin’ van Bob Dylan, en Imagine van John Lennon. Songs uit een revolutionaire tijd – al is dat dan ook de enige link naar de titelheld. Mooi gezongen, gearrangeerd en gemusiceerd, dat wel.

Ze duren vrij lang. Al die tijd zitten de twee acteurs stil te wachten. ‘Ik ben echt zijn kleinzoon,’ zijn de enige woorden die Michiel Bakker tussen de muziek door gezegd krijgt. Pas als de band zwijgt, komt er gang in Marcus Bakker, dat donderdag in het Amsterdamse theater Frascati in première ging. De zaal was uitverkocht en het publiek opmerkelijk jong, voor een stuk over de laatste echte leider van de lang vervlogen Communistische Partij van Nederland, die in 1982 met politiek pensioen ging. Kleinzoon Michiel – ‘zeun’ noemde opa Marcus hem – maakte er samen met Carola van Ditzhuyzen, de enige andere speler op het toneel, een voorstelling van waarin het politieke en persoonlijke voortdurend door elkaar heen lopen. In zijn tijd genoot Marcus Bakker respect tot ver buiten de CPN, omdat hij een begaafd redenaar en debater was, die het zijn opponenten in de Tweede Kamer knap lastig kon maken.

Maar hij was ook altijd zeer omstreden, vanwege zijn onvoorwaardelijke trouw aan de Sovjet-Unie en aan Paul de Groot, zijn voorganger als CPN-leider. Zo poseerde hij als de auteur van het beruchte ‘rooie boekje’ uit 1958, dat in feite door De Groot was geschreven. Daarin werden de grote helden uit het communistische verzet in de Tweede Wereldoorlog belasterd. Nota bene om hun oorlogsverleden, zodat de partij hen kon royeren, enkel om hen als rivalen van De Groot uit te schakelen. Geheel in de geest van Jozef Stalin. En dat terwijl Bakker zelf in het verzet actief was geweest.

De kleinzoon reflecteert als acteur op de dubbelrol van zijn grootvader, en doorspekt dat met liefdevolle herinneringen. Hoe opa, die op hoge leeftijd aan de ziekte van Parkinson leed, vijf minuten nodig had om op te staan en dan zei: ‘Zie je hoe ik overeind stuif?’ Zijn tegenspeler Van Ditzhuyzen fungeert als de objectieve buitenstaander, die Michiel steeds vaker betrapt op een gebrek aan distantie en kritische houding tegenover zijn beladen voorzaat. Gaandeweg polariseert hun duet. De kleinzoon gaat zijn opa steeds meer verdedigen, ook voor diens onvergeeflijke daden, Van Ditzhuyzen valt hem steeds harder aan.

Tot zo ver is Marcus Bakker knap en intrigerend, bij vlagen virtuoos. Bakker junior en Van Ditzhuyzen transponeren een politieke mastodont – Marcus overleed in 2009, 86 jaar oud – naar het heden, naar een discours over loyaliteit en politiek engagement dat van alle tijden is. Daarmee tonen zij ook treffend aan hoe persoonlijk de politiek van Marcus Bakker was, ook al placht hij vragen van interviewers over zijn privéleven altijd af te wimpelen met een ‘het gaat om de zaak’: in de grond hanteerde de CPN van Bakker en De Groot een mafiamoraal. Je was lid of vijand van de clan – zonder licht tussen die twee uitersten.

Maar wat moet die lawaaiige blender in dat verhaal, waarmee een bandlid af en toe smoothies maakt? En waarom eindigt de voorstelling niet met de prachtige Marvin Gay-remake van bandlid Stan Vreeken? Daarna volgen nog een ellenlange monoloog van Van Ditzhuyzen over het olifantje Koelewijn, hoofdpersoon in de bedverhaaltjes die Marcus zijn kleinzoon vertelde, en een scène waarin Michiel een tafel bestijgt voor een poging tot een politieke redevoering, om onduidelijke redenen gekleed in een archaïsch uniform dat zijn grootvader nooit zou hebben gedragen.

Samen met die overbodige finale blijkt de al te lange muzikale introductie toch toonzettend voor Marcus Bakker: een voorstelling waarin het persoonlijke van nu de politiek van alle tijden teveel overstemt.

Foto: Anna van Kooij