Het ruikt er naar kleedkamer, een zoete combinatie van deodorant en kauwgum. De meisjes dragen maillots, korte broekjes en shirts met een opdruk van Mickey Mouse of Bambi. Eerst staren ze, dan duwen ze hun hoofd door de roze linten, de enige barrière die het publiek nog scheidde van het speelveld. Het begint met fluisteren – vragen of zinnen waarop de meisjes nauwelijks een antwoord verwachten, maar al snel krijgen toeschouwers poppen in hun handen gedrukt, vallen actrices hen huilend om de hals, wordt gezamenlijk gedronken, en weer uitgespuugd.

De jeugdige tak van het Nationale Toneel, NTjong, maakte Mamma (vanaf 14 jaar) in co-productie met Frascati. Veertien actrices van theaterschool Rabarber spelen de ‘zusters’ die iedere zoon of dochter in het publiek zal ‘helpen’ om zijn/haar moeder los te laten.  Niet goedschiks, maar kwaadschiks. Elke afstand tussen publiek en acteurs is een illusie: wie hecht aan de vierde wand kan beter thuis blijven.

Regisseuse Alexandra Broeder liet al vaker het ganse publiek huiveren door intieme voorstellingen met jonge acteurs. In Wasteland (o.a. op Oerol in 2007) werden toeschouwers bijeengebracht in een bus, bij Sweet dreams (Oerol 2011) sliepen zij zelfs in een bos. Het eerste contact in Mamma is ongemakkelijk, maar naarmate de voorstelling vordert, wordt het heviger en afschrikwekkender. Het uitdrijven van ieders moeder gaat gepaard met veel geschreeuw, doordringende blikken, dreunende bassen en tranen. Deze overdaad leidt soms tot een (angstige) lach, maar het publiek houdt zich vooral zo stil mogelijk in afwachting van de volgende uitbarsting, biddend niet zelf het mikpunt te worden.

De tekst is minimaal en herhalend, de handelingen en beelden overheersen. Maar waarom moeten we ons eigenlijk losmaken van onze moeders? Waarom willen deze meisjes ons helpen? Duiding of context ontbreekt. Mamma is een ritueel, een opeenvolging van bezwerende handelingen met vlechten, ranja en fluorescerende verf. Een angstaanjagende voorstelling na afloop waarvan je wankelend opstaat. Mamma is heftiger dan een ritje in de achtbaan, maar heeft dezelfde uitkomst: na afloop ben je blij als je weer vaste grond onder je voeten voelt.

Foto: Marijke de Gryuter