Twee premières en twee hernemingen toont Het Nationale Ballet op het eerste van twee Made in Amsterdam-programma’s.

Juanjo Arqués opent de reeks choreografieën. Hij liet zich inspireren door de ‘spelende mens’ van historicus Johan Huizinga, in zijn boek Homo Ludens benadrukt hij het belang van spel voor cultuur en maatschappij. In de gelijknamige choreografie van Arqués is spel in allerlei vormen op het toneel te zien. Als aanvoerder ervan staat in de orkestbak Sarah Quakrat met haar dwarsfluit, Arqués koos voor het Concert voor Fluit van Marc-André Dalbavie om zijn dans toe te verhouden.

Op het toneel is danser Young Gyu Choi in een zwart geruite leotard de spil, om zijn kansen te bepalen gooit hij een dobbelsteen. Vijf schommels slingeren later aan metershoge touwen uit de coulissen. De zwart glimmende voor- en achterzijde van de strakke kostuums kadreren de lichamen van de vijf dansparen als stukken van een schaakspel. Zo zijn er in Homo Ludens tal van associaties op de spelende mens te zien.

Naast spelplezier laat Arqués ook zien dat spelen zowel risico als incasseren betekent, dat een liefdesspel allerlei variaties en niet altijd een goede afloop kent. In Homo Ludens vertrekt Arqués vanuit de academische dans, soms illustreert hij, soms zijn het losse associaties. Hij beheerst het vocabulaire en weet het op te rekken met nieuwe lijnen en bogen. De duetten tonen prachtige bewegingssculpturen.

In de choreografie In Transit van Ernst Meisner zijn de gezichten van de dansers in zwart-wit op voor- en achterkant van de mouwloze shirts geprint – een ontwerp van decor- en kostuumontwerper Keso Dekker -, als selfies die om een groter bereik vragen dan de doorgaans beperkte zichtbaarheid van gelaatsuitdrukkingen op het grote toneel van de Nationale Opera & Ballet. Het dansvocabulaire van Ernst Meisner is nog minder eigen. De invloed van Hans van Manen is onmiskenbaar.

Het thema van In Transit –  het gevaar langs elkaar heen te leven door continue drukte – wordt weerspiegeld in de tumultueuze muzikale compositie voor snaren en percussie van Joey Roukens. In dans brengen verschillende paren een ander accent in de hectiek op het toneel. Later komen de dansers als een grote menigte van weerszijden van het toneel op om in verschillende tempi – ze wandelen of hollen – weer te verdwijnen. Een eenling werkt zich dwars door de stroom van achter naar voren. Toenadering is er uiteindelijk wel bij solisten Igone de Jongh en Daniel Camargo die een rustpunt in de choreografie brengen.

Helemaal overtuigen doet In Transit nog niet. Een helder concept is noodzakelijk om tot een evenwicht te komen in een choreografie, maar dat is nog niet zo eenvoudig. Zo blijkt uit de eerste twee stukken van de avond. Daarin excelleren later Ton Simons en Hans van Manen, zowel in hun dans als in relatie tot de muziek, in achtereenvolgens Romance (2014) en Frank Bridge Variations (2005). Maar met deze nieuwe aanwas en bewezen meesters in Made in Amsterdam 1 is het uitkijken naar het tweede deel van het programma.

Foto: Hans Gerritsen