Het toneelbeeld van Macho Macho is overzichtelijk: twee gespierde jonge mannen staren naar de toneelschijnwerpers alsof ze in de spiegel kijken. Daarbij nemen ze alle mogelijke machoposes aan. Dat blijkt nog niet mee te vallen.

Hun spieren (buik, armen, schouders) moeten onophoudelijk gespannen staan terwijl ze juist een ontspannen indruk moeten maken: een hand door het gekapte haar, duimen losjes in de zakken van de spijkerbroek, een hand achter je hoofd om je triceps beter uit te laten komen. Al gauw druipt het zweet van ze af en gaan de T-shirts uit. Nog meer nadruk op de sixpack. Nog meer mannelijk lichamelijk schoon.

Als het even teveel wordt, slaat de een de ander met een vlakke hand in het gezicht. Dat is het startsein voor een trits rituele bewegingen in steeds dezelfde volgorde die al even inspannend zijn. In de verder doodstille zaal hoor je hun diepe ademhalingen. Het zweet ligt met plasjes op de grond.

Als deze voorstelling iets over machogedrag leert, is dat het bereiken en instandhouden van een ideaalbeeld een bloedserieuze zaak is, dat ook een perfect lichaam (ze komen een heel eind) de onzekerheid niet wegneemt, en dat het doodvermoeiend is.

De twee mannen houden het fysiek langer vol dan u en ik, maar het is wachten op het moment dat ook zij buiten adem zijn. De een gaat uiteindelijk een sigaretje roken. De ander gaat flippen in angsten en kan zijn hangende onderkaak niet meer bewegen.

De fysieke inspanningen van Ilija Surla (de donkerharige) en Anton van der Sluis (de blonde) zijn indrukwekkend. Maar de boodschap is wat eenduidig en de choreografie weinig gevarieerd. De herhaling van de telkens terugkomende rituelen voegt ook weinig toe. Er is vooral het afwachten op wat komen gaat, met – voor iedereen zonder sixpack – de uiteindelijk geruststellende afloop dat een macholijf toch niet vol te houden is.

Foto: Marjolijn van Dijk