Loslopend Wild is het ontwikkelingstraject van Maas Theater en Dans waarin jonge makers  binnen een professionele context voorstellingen kunnen ontwikkelen: in dit geval in het Bostheater op Oerol Festival. Bezoekers van de voorstelling wordt een schurend drieluik in het Formerum Bos beloofd. Een drieluik is misschien wat te veel gezegd: dat suggereert immers (thematische) verbindingen tussen de werken. De voorstellingen, die elk ongeveer twintig minuten duren, staan erg op zichzelf – maar dat is natuurlijk geen bezwaar.

Er wordt afgetrapt met de dansetude Kraai, ontwikkeld door choreograaf Jasper van Luijk. Het publiek neemt voor deze voorstelling plaats op wat normaliter in dit intieme natuurtheater als speelvloer fungeert. De voorstelling vindt plaats op en voor de tribune.

Vanuit de bossen komt danser Jefta Tanate aangerend en beklimt soepel de tribune, waar ineens een danseres (Yeli Beurskens) verschijnt. Beiden beklimmen de tribune, om zich er bovenaan weer af te laten vallen – alsof ze vast zitten in een stramien van ontsnappen. Ook doet het, met de repetitieve klim en het daaropvolgende neerstorten, denken aan de mythe van Sisyphus.

Bevrijding vinden ze pas als ze de verwoede pogingen tot ontsnappen opgeven – en in een intieme dans soms bijna vleugels lijken te krijgen. De twee dansers worden hier niet alleen intiem met elkaar, maar ook met het publiek.

Kraai is een toegankelijke, esthetische etude geworden – die bovendien volledig is ingebed in de locatie waar hij zich afspeelt. Echt spannend wordt het als de dansers hun publiek recht aan kijken, en zodoende actief betrekken bij hun spel.

Het tweede deel is van Lotte Rischen en Anne Fé de Boer, die hun Paradevoorstelling Wie niet weg is is gezien – geheimen van een horrortweeling hebben hernomen. Uiteraard is de voorstelling geëvolueerd en aangepast aan deze locatie. In deze Oerolversie gaat het dan ook niet over de angst voor poppen, maar duikt de vijandelijke tweeling uit het niets op in het bos. Ineens maakt de voorstelling aanspraak op een hele andere angst: die voor eeuwig ronddolende zielen, á la Blair Witch Project.

Ten slotte is het de beurt aan Nastaran Razawi Khorasani, met Play it back. Een meisje, met een rugzak die bijna groter is dan zijzelf, ploft midden in het bos neer, en begint het decor uit te pakken. Een grasmat. Plastic konijntjes. Een vos. Op de voorgrond staat een handcameraatje op statief, op haar gericht. Play it back is een licht cynische sneer naar de maakbaarheid van alles. Niet voor niets werd Khorasani voor haar voorstelling geïnspireerd door de Intratuin. Niet door de natuur, maar de gecreëerde natuur.

Khorasani neemt zichzelf flink op de hak, in aanstekelijke playback-scènes en dramatiek – in het voorbijgaan tersluiks lachend naar de camera. Haar punt is duidelijk: we zijn zo ver doorgeschoten in een samenleving die aan elkaar hangt van prestatie en uitsloverij, dat we voyeurs van onszelf zijn geworden. Ze giet dat punt in een komische, muzikale vorm die volledig over de top gaat. Hoogtepunt is als ze halfnaakt, omringd door wind- en regenmachines, op haar knieën Earth Song van Michael Jackson playbackt.

Khorasani heeft een goed gevoel voor humor en legt engagement in haar werk. Haar humor is aanstekelijk, maar houdt de voorstelling ook wat vlak. Ik zou Khorasani wel eens willen zien voorbij het cynisme – waar ze echt kwetsbaar durft worden. Deze voorstelling doet vermoeden dat zij bevlogen thematieken in haar werk wil behandelen, die ik niet wil missen.

Foto: Play it back van Nastaran Razawi Khorasani, door Sjoerd Kelderman