Is het ironie of oprechtheid? Is de wederzijdse belangstelling gespeeld of authentiek? Twee jonge vrouwen staan ongemakkelijk geleund tegen een hoge, zwarte tafel. De een moet de scherpe tafelhoek in haar rug voelen, de ander staat zo dichtbij dat het dreigend wordt. De beide actrices zijn daar voor aanvang van de voorstelling neergezet door twee inspiciënten, alsof zij poppen zijn.

Het is een veelzeggend begin van Little black dress in de regie van Eva Line de Boer, geschreven door Elly Scheele. De beide actrices, Anne-Chris Schulting en Lotte Driessen, zijn als blanke schepsels die in elke situatie opnieuw hun houding moeten bevechten. IJzersterk komt tot uiting dat iemands identiteit niet door hem of haar zelf wordt bepaald, maar door de ander.

De tekst van Scheele is als een mozaïek. Motieven en situaties keren weer, bijvoorbeeld de vernissage waar beide vrouwen te gast zijn. De een is de vriendin van de beroemde kunstenaar. De ander zou een schilderij willen kopen, dringt zich op om aan de afterparty mee te mogen doen. De vriendin voelt zich bedreigd. Maar dat wil ze niet toegeven. Een andere situatie: ze kennen elkaar van vroeger, van een feestje. Maar de een was aangeschoten en dat heeft de ander haar kwalijk genomen. Of deze situatie: de speelster zijn als moeder en dochter. Dochter heeft weer nieuwe kleren gekocht, de moeder is vervuld van lichte jaloezie, want ‘als je eenmaal ouder wordt, is alles anders’.

In het toneelwerk van Scheele is de suggestie cruciaal: alles is subtekst, stilte, lezen en spreken tussen de regels door, het tegendeel beweren van wat je meent. In samenwerking met Eva Line de Boer, winnaar van de ITs Ton Lutz Award 2014, leidt dat op het Amsterdam Fringe Festival tot een indringende voorstelling. Het knappe is dat de twee speelsters zowel excelleren in verlegenheid als in keiharde bitchy statements. Nu eens is Lotte Driessen met haar overweldigende aanwezigheid de aangeefster, dan weer is Anne-Chris Schulting met scherpe tong de aanvalster. Zij verdient lof voor de  langste applaus-scène uit de toneelgeschiedenis die ik ken. Het gaat over dichterschap in die scène. Lotte Driessen draagt een jeugdgedicht voor. Over eenzaamheid, het bekende thema. Schulting geeft applaus, langdurig, met ritmische verschuivingen, aanvankelijk klinkt het enthousiast maar na verloop van tijd wordt het verschrikkelijk irritant. Niet voor de toeschouwer, maar voor de dichteres. En dan gaat ze door en door, het applaus weerkaatst in de zaal van Oostblok (het voormalige Muiderpoorttheater).

Vorm en inhoud sluiten perfect op elkaar aan. Voor schrijfster Scheele is Harold Pinter ongetwijfeld een groot voorbeeld. Het is een moeilijk genre dat De Boer en Scheele nastreven, moeilijk in de zin van: delicaat, bijna abstract. Dat geldt ook voor de actrices. Elk van de verschillende situaties moet meteen raak zijn. Het is een goede keuze van Scheele om motieven en verhaallijnen te laten terugkeren, zoals de vernissage waarmee de voorstelling opent en afsluit. Er is een boeiend verschil in mimiek tussen beide actrices. Lotte Driessen is weergaloos in begripvol kijken en tegelijk iets vernietigends uitstralen. Anne-Chris Schuring zoekt bondgenootschap met de zaal. Een regisseur, een schrijver, twee toneelspelers: ze vormen een uitstekend kwartet. En passant, tegen het eind, wordt ook de titel verklaard: ‘Een zwart jurkje is de eerste levensbehoefte van een vrouw.’