Drie totaal verschillende sensaties passeerden afgelopen donderdag de revue in Scapino’s nieuwste avondvullende drieluik: Le Chat Noir, geïnspireerd op de gelijknamige Parijse cabaretclub waar ook kunstenaars als Claude Debussy, Erik Satie en Henri Toulouse-Loutrec eind negentiende eeuw graag vertoefden.

De herneming van Supernova uit 2009 van Marco Goecke is een wat vreemde eend in de bijt. Toch zou je zelfs die met een beetje goede wil als een duistere hallucinatie kunnen zien, veroorzaakt door teveel absintconsumptie. Zeven schimmige figuren in zwarte glimmende broeken schieten – in Goecke-stijl – over het toneel: als verknipte kolibries op XTC. De voorstelling is net vier jaar oud, maar nu al een Scapino-klassieker.

Zo gejaagd als Supernova is, zo soepel is Kranke Katze, de eerste bona fide Scapino-voorstelling van nieuwkomer Felix Landerer (31). De enige voorwaarde die artistiek leider Ed Wubbe hem stelde was de muziek: een Franse compositie gerelateerd aan de Le Chat Noir-periode. Landerer koos voor een remix van Gnossiene No. 2 van Erik Satie.

De groep beweegt als een geheel. Vloeiend en organisch gaan ze in elkaar over, elke beweging van de een golft door in de ander. Soms piept er een danser tussen uit. Het is alsof je door een microscoop naar een buitenaards organisme aan het kijken bent, maar je zou het ook als kunstenaarscollectieven kunnen zien, die soms symbiotisch samenwerken, soms in groepjes uiteenvallen of juist beetje bij beetje afbrokkelen. Na tien minuten is de meeste nieuwigheid er bij Kranke Katze wel af, maar het maakt benieuwd naar meer.

Afsluiter van de avond was Le Chat Noir van Ed Wubbe. Op de openingsklanken van Gaîté Parisienne  (vooral bekend van de Can Can) van Jacques Offenbach galopperen de dansers met druk zwiepende armen de circusarena binnen. Wubbe maakt een intrigerende, tegendraadse choreografie op Offenbachs muziek – naast de ensemblestukken is ook het duet tussen ‘veteranen’ Bonnie Doets en Mischa van Leeuwen memorabel. Maar waarom moet dat worden doorsneden met bizarre intermezzo’s begeleid door Jacques Brel en Edith Piaf, waarin de dansers zich (en anderen) in rare bochten wringen en gekke bekken trekken? Het was interessanter geweest als Wubbe de spanningsboog van Gaîté Parisienne in een adem had durven (en kunnen) vasthouden.

(foto: Hans Gerritsen)