Het jaar 2015 is uitgeroepen tot het Jaar van de Mijnen, want het is vijftig jaar geleden dat, in 1965, minister van Economische Zaken Joop den Uyl de sluiting van de Nederlandse steenkoolmijnen bekend maakte. Misschien hebt u er nog niet van gehoord. Andersom weten velen in de Zuid-Limburgse mijnwerkersstad Heerlen nog niet dat hun beroemde plaatsgenoot Jeroen Willems anderhalf jaar geleden op vijftigjarige leeftijd is gestorven en veel anderen hebben zelfs nog nooit van hem gehoord.

Wonderlijk: Jeroen Willems is wereldberoemd in Europa, in Nederland, in Amsterdam, maar nauwelijks in zijn eigen stad. Veertien dagen geleden had ik zelfs een bizarre discussie met een mevrouw in het Cultuurhuis, waar nu zijn toneelstuk wordt opgevoerd. Zij hield vol dat Jeroen Willems helemaal niet dood is en daar elke week komt repeteren. Dood in Amsterdam, levend in Heerlen: had dat maar waar kunnen zijn…

Gelukkig is er nu serieuze aandacht voor Jeroen Willems in Heerlen door de heropvoering van een toneeltekst van zijn hand uit 2001, Lange Lies Lange Jan. Dat zijn de namen van twee hoge schoorstenen van de Heerlense mijn Oranje Nassau I, die in het kader van de sanering van de mijnen meedogenloos werden opgeblazen. Jeroen Willems schreef dit stuk in het kader van een serie sociale portretten van toneelgroep ZT Hollandia en op basis van gesprekken met mijnwerkersvrouwen. Hij wilde hun ervaringen en emoties naar boven halen over het werken van hun mannen ondergronds, wat de sluiting van de mijnen en de daarop volgende werkloosheid voor hen betekende.

Blijkens de foto’s regisseerde Jeroen Willems zelf deze tekst in 2001 heel naturalistisch, met jonge vrouwen als Hadewych Minis en Henriëtte Koch. Nu heeft zijn Chileense zwager Lucho Carreno het initiatief genomen dit stuk weer te spelen. Als regisseur verhevigt Marie Louise van Drunick de personages, door de twee oude mijnwerkersweduwen (Carla Hardy en Henriëtte Koch nu als oude vrouw in een rolstoel) vreemde grijze pruiken op te zetten en twee jonge vrouwen jurken van boerentheedoeken aan te doen (toneelbeeld en kostuums: Elian Smits, geassisteerd door Eva Kramer en Simon Haen). Ook het toneelbeeld is niet naturalistisch. Het bestaat vooral uit een geïmproviseerd plateau waar een ouderwetse open lift naartoe gaat, en de oude vrouwen met veel ingewikkeld gemanoeuvreer hun plaats vinden. Hun spel is enigszins absurdistisch, soms hilarisch. De Koninklijke Harmonie Heerlen speelt opzij toepasselijke marsmuziek.

Het resultaat is mooi, interessant, maar vooral heel herkenbaar. Het geharrewar van twee oude vrouwen in een bejaardenhuis, hun onderlinge vriendschap en wedijver. Hun herinneringen aan de oude tijd, de eerste helft van de twintigste eeuw, toen vrouwen per definitie huisvrouwen waren, de pastoor langs kwam om te vragen of ze hun man wel voldoende ter wille waren en de mannen in alles op de eerste plaats kwamen. Mannen kregen het grootste stukje vlees, de kinderen moesten stil zijn omdat papa slaapt. De vrouwen worden ook als jonge vrouwen gespeeld, door Nena Spronkmans en Lisa Carreno, een nichtje van Jeroen. Maar ook de onderdrukte angsten van de vrouwen als de mannen in de koel aan het werk waren, de gevaren van instorting en brand. De in Nederland niet zo vaak voorkomende mijnrampen, die juist daarom zo’n ingrijpend effect hadden. Ook het nog onbenoembare en onzichtbare gevaar van de stoflongen, waar de mannen later vroegtijdig aan zouden sterven.

Van emancipatie, zelfs van protest is weinig sprake. Van berusting en zacht gemopper des te meer. Dat maakt dat deze weergave van het mijnleven en de rol van de vrouwen enigszins voortkabbelt. Het maakt het des te herkenbaarder en de bewondering voor wat Jeroen Willems deed des te groter. Hij luisterde met respect naar de vrouwen en stelde zijn toneeltekst geheel in dienst van hen. Heel erg ontroerend om deze grote, internationale acteur nu eens van zo’n heel intieme kant te kunnen zien: vanuit het Limburg en de hartelijke familie waaruit hij is voortgekomen.

Foto: Ben van Duin