Hij komt stralend het podium op. Hij draagt een witte kartonnen doos, trots blij. Hij struikelt, kruipt snel overeind. ‘Niet erg,’ zegt hij, ‘blind en blij kronkel ik voort!’ Zijn vreugde komt door die kartonnen doos. En hij begint zijn verhaal, hoe langs vele wegen die doos bij hem is gekomen, en van wie ze oorspronkelijk was. Het blijkt een doos te zijn die Trotski in Mexico aan André Breton heeft geschonken. De revolutionair en de oppersurrealist hadden in een dorpje aan hun manifesten gewerkt. Breton had nooit in de doos gekeken, ook de volgende eigenaren niet, en ook Pieter heeft de doos vijftien jaar laten verstoffen op de zolder. Nu zal hij ze open doen. Het is geen doos van Pandora vol onheil. Er stijgt gehinnik uit, en het verhaal neemt heerlijke surrealistische wendingen.

Het wordt een queeste naar ‘de verloren toekomst’ van Pieter De Buysser zelf en een zoektocht van de jongeman Zoltan naar zijn geliefde Francesca. Het was zijn paard Abas dat uit de doos ontsnapt is. Maar Pieter en Zoltan vinden het. Steeds zal het paard vooruitspringen naar plekken en mensen en zal er iets bijzonders gebeuren. De mensen worden verguld van blijdschap. Dankzij voorwerpen uit de geschiedenis, objecten die Pieter op het toneel heeft verzameld en die op een piëdestal op een paardenhoef staan tentoongesteld. Er is een zakje met gruis uit de grot waar Plato zijn allegorie bedacht heeft, er is een handschoen van de econoom Adam Smith, er is het vleesmes van Walt Disney, waarmee hij zijn hertenvlees sneed, er zijn nog andere verrassingen. Voorwerpen van mensen die onze westerse geschiedenis en cultuur wendingen hebben gegeven die ons gemaakt hebben tot wat we nu zijn. Voorwerpen en personen die uitgegroeid zijn tot mythen, en, zoals dat gaat in surrealistische verhalen, vloeien mythe en magie samen. Het is, zo lijkt Pieter toch te zeggen, een mythe dat de mens kan leven zonder mythen. Pieter wil deze fabels van onzichtbaarheid terug toveren, en dat doet hij als een gepassioneerde verhalenverteller met een aanstekelijk enthousiasme.

Pieter De Buysser is een man van het woord. Hij schreef al vele theaterstukken en een roman, hij blijft schrijven: theater, monologen, gedichten, essays, korte verhaaltjes, filmprojecten, meningen over geschiedenis, politiek. Als filosoof heeft hij over alles iets te vertellen. En ondertussen staat hij ook op het toneel. Zoals nu. In zijn uppie. En weet hij zijn filosofisch gelaagde verhalen boeiend aan zijn publiek te brengen. Niet dat ik aan zijn lippen hing, maar ik wilde wel heel graag horen wat hij te vertellen had. En dat was veel, lekker veel.

In zijn vorige productie Book burning (waarmee hij nu ook weer toert) heeft hij het over het te veel aan informatie in onze samenleving. Dat werkt verstikkend en legt je het zwijgen op. Tegenwoordig pas je geen censuur toe door boeken te verbranden. Integendeel, net het verbranden van boeken werkt bevrijdend.

In het Landschap met springwegen wandelt Pieter De Buysser door de geschiedenis, volgt hij de sporen van een paard dat van de ene plek naar de andere springt. Op de plek waar het paard graast, worden de mensen gelukkiger, krijgen ze schouderklopjes en troost en maken ze de geschiedenis mee. Pieter voelt zich daar goed bij. Hij blijft glimlachen, de hele voorstelling lang, zelfs als hij eens uit verontwaardiging zijn stem verheft of stampvoet. Zijn boosheid is slechts van korte duur, hij wil gewoon in het mythische spoor treden van het paard Abas, van de vreemde jongen Zoltan, van diens utopische geliefde Francesca en alle andere personages die geluk brengen, klein geluk, bij kleine mensen. Het slotbeeld, dat ik hier niet ga verklappen, is in die zin een geslaagde, mooie metafoor die blijft hangen.

Foto: Herman Sorgeloos