Kun je het je voorstellen? Met bijna driehonderd mensen op een bootje dat eigenlijk hooguit geschikt is voor een stel vissers en hun vangst. Acteur Gustav Borreman van Zep Theaterproducties nodigt een klas middelbare scholieren aan boord uit om zelf te ervaren hoe zo’n bootje in werkelijkheid voelt. Hij heeft de kinderen en de leraren dan in de innemende jongerenvoorstelling Lampedusa ruim anderhalf uur meegenomen in het waargebeurde verhaal van Valentino Achak Deng, een Soedanese vluchteling die beroemd is geworden dankzij het boek Wat is de wat (2006) van Dave Eggers. 

In de hal van het Tropenmuseum in Amsterdam wacht een mevrouw van het museum de leerlingen op. In haar kielzog een schoonmaker, een zwarte man die op een bezem leunt. De kinderen worden meegenomen, een trap op in het museum. Daar stelt de schoonmaker zich voor in een onverstaanbare taal: hij heet Wasame, of zoiets, plus een onbegrijpelijke achternaam. Dan zegt hij opeens: ‘Nee hoor, ik heet Gustav Borreman en ik kom uit Amsterdam. Geloofden jullie mij, daarnet?’ Zeker. Een zwarte man met een bezem: wij geloofden het.

Gustav Borreman heeft een oude koffer bij zich. Hij gaat zijn voorstelling in met een aantal dilemma’s die hij voorlegt aan de scholieren. Stel dat je moet kiezen tussen je moeders naam op je voorhoofd getatoeëerd of je hele leven iedereen die je tegenkomt verplicht een hand moeten geven? En hij eindigt bij keuzes als die tussen een zwemvest en leren sandalen. Opvallend is dat de kinderen bij het maken van hun keuzes proberen af te dingen: de naam van hun moeder laten tatoueren in heel kleine lettertjes, precies op de haargrens zou kunnen. En dat zwemvest en die sandalen passen best allebei in die oude koffer.

Borreman wil dat de kinderen zich verplaatsen in vluchtelingen in het algemeen en in een kleine jongen die moest vluchten vanuit Zuid-Soedan in het bijzonder. De koffer staat voor het minimale bezit dat een vluchteling kan meenemen. Hij kruipt in de huid van één vluchteling in het bijzonder: Valentino Achak Deng, die als zesjarige zijn Soedanese dorp ontvluchtte tijdens een aanval van rebellen. Hij werd een van The Lost Boys, een grote groep gevluchte jongens op weg naar Ethiopië. Velen stierven, een aantal werd kindsoldaat. Na een absurde tocht vol ontberingen bereikte Valentino het veilige Ethiopië. Later werd uitgezonden naar de Verenigde Staten. Daar tekende schrijver Dave Eggers zijn verhaal op in romanvorm.

Borreman gebruikt het verhaal van Valentino om de problematiek van vluchtelingen in het algemeen bij de scholieren onder de aandacht te brengen. Hij doet dat op een overtuigende, scherpe, innemende manier. Zijn solovoorstelling (regie Marielle van Sauers), een coproductie van Zep Theaterproducties en het Tropenmuseum, voert door een groot deel van het museum. En overal stopt hij om een stukje van het verhaal te doen, om de angst, de hoop en wanhoop, de onvermijdelijkheid van de vlucht vorm te geven. Borreman speelt daarbij alle personages zelf, met nauwelijks andere hulpmiddelen dan een landkaart van Afrika en per figuur een andere stem, tongval en lichaamstaal. Hij doet dat met groot vakmanschap en zeer overtuigend. Zo ontstaat in de hoofden van zijn luisteraars een realistisch beeld van de strijd van een vluchteling.

Het beeld dat zo’n vluchteling uiteindelijk samen met bijna driehonderd lotgenoten in een piepklein gammel bootje op de Middellandse Zee dobbert, maakt zijn verhaal af. Gaandeweg veranderen de scholieren die hij toespreekt van bravourige, tamelijk ongemotiveerde kinderen tijdens een schooluitje naar geïnteresseerde en betrokken mensen. Bewonderenswaardig hoe een enkele acteur met zo weinig middelen in een kleine voorstelling zo’n groot verhaal kan overbrengen.

Foto: Kirsten van Santen