Bij Rossini’s La Cenerentola zoek je vergeefs naar de wrede stiefmoeder. De componist en zijn librettist maakten er in 1817 een boosaardige stiefvader van. In de versie van Opera Zuid zoek je ook vergeefs naar een balscène, een koets en een glazen muiltje, maar dat wordt ruimschoots gecompenseerd met andere sprookjeselementen. Zelfs een toverfee ontbreekt niet, al is dat dan een mannelijke versie.

Opera Zuid grossierde de afgelopen tijd met gemoderniseerde ensceneringen die vaak nogal gekunsteld overkwamen. Nu lijkt het gezelschap met die koers te breken, want La Cenerentola is een buitengewoon traditionele voorstelling: compleet met oud keukentje, open haard en ketel en traditionele kostuums. Opera Zuid neemt La Cenerentola voor wat het is: een sprookjesopera.

Sterker nog, Miranda van Kralingen sloot een pact met de Efteling. Zo werden de kostuums ontworpen door de kostuumontwerper van het pretpark en grijpt het toneelbeeld terug op het sprookjesbos, compleet met het graf van de moeder, een treurwilg en vuurvliegjes.

Op zich een uitstekende zet, het is alleen jammer dat regisseur Sybrand van der Werf met zijn aanpak cliché op cliché stapelde. Het is een opeenstapeling van platte grappen en grollen die weinig blijk geeft van een oorspronkelijke visie op het werk. Het is humor à la het theater van de lach. Daarmee krijgen regisseurs al eeuwenlang de lachers op hun hand, maar erg verrassend is het allemaal niet.

Karin Stroobos zette een overtuigende en innemende Cenerentola neer. Haar mooie stem had soms wel iets te weinig kracht. Toch wist ze, aan het eind van de opera, haar grote aria Non Piu Mesta nog veel nuance en overtuigingskracht mee te geven. Marcel van Dieren overtuigde met de karakterrol van Don Magnifico. Helaas haalde Elmar Gilbertson als Prins Ramiro de finale niet zonder kleerscheuren. Halverwege had hij weinig stem meer over en werd het voor hem vooral een kwestie van vocaal overleven.

Minder sprookjesachtig ging het er in de bak aan toe. Dirigent Per Otto Johansson slaagde er niet in om de partituur de lenigheid en snedigheid mee te geven waar Rossini’s muziek echt om vraagt; zonder die elementen verdwijnt de magie uit zijn muziek. Het orkest deed zijn best, maar de partituur ontaardde te vaak in los zand en de kille, bleke klank van het orkest was allesbehalve sprookjesachtig.

Wellicht had dat in Eindhoven te maken met de akoestiek van de bak die van grote invloed lijkt op de algehele orkestklank. Voeg daarbij een koor dat nog zoekende blijkt naar raffinement en vocale nuance en je kunt niet spreken van een Assepoester zonder kleerscheuren. Of beter gezegd: de Limburgse Cenerentola is met die ene hak van haar glazen muiltje net over de sloot gegaan.

Foto: Morten de Boer