Geld, economie, kapitaal, financiën: zij vormen de grootste natuurkracht in de hedendaagse maatschappij. Wat in de banken- en zakenwereld gebeurt, is machtiger dan wijzelf zijn. Dat schrijver Tom Lanoye en regisseur Eric de Vroedt hun versie van Shakespeares tragedie King Lear (1605) bij Toneelgroep Amsterdam verplaatsen naar een bancaire entourage is een treffende keuze. Dat zij ook nog eens kiezen voor een vrouwelijke hoofdrol, haar Koningin Lear noemen met Frieda Pittoors als vertolkster, is zonder meer reden tot enthousiasme.

Natuurlijk, je kunt het er ook helemaal niet mee eens zijn: Koning Lear is Koning Lear, daarmee moet men passend en dienend omgaan. Bovendien staan de zakelijke wereld en die van Lear ver van elkaar af. Toch zijn er mooie en boeiende overeenkomsten, waardoor de keuze zeer gerechtvaardigd is.

De voorstelling opent met Pittoors als de leading lady die besluit dat haar financiële imperium verdeeld moet worden over haar drie zonen. In een groots decor van ontwerper Maze de Boer, kil en strak uitgelicht, komen de zonen, de oudste twee met hun vrouw, plus raadsheer Kent tezamen. De twee oudsten, Gregory en Hendrik, putten zich uit in een eed van liefde jegens hun moeder. De reden: zij hebben het gemunt op kapitaal. Tegen de achterwand verschijnt de wereldkaart waarop met blinkende lampjes wordt aangegeven wie welk erfdeel krijgt.

Dan is de jongste zoon aan de beurt. Cornald (naar Cordelia, Lears jongste dochter) weigert echter zijn liefde zo makkelijk in vluchtige woorden te vangen. Hiermee begint de tragedie.

In het ontwerp van De Boer is de wereld van Koningin Lear er een van volkomen verlatenheid. Een penthouse ergens hoog in een wolkenkrabber, een monument van rijkdom en financiële triomf. Hierbinnen ontstaat al snel een fataal slagveld van oerdriften die allemaal worden aangejaagd door geld, door Lanoye op bijna satanische wijze geschreven.

In zijn regie benadrukt De Vroedt, met welbewust groteske uitvergrotingen in het spel, de wankele balans tussen zelfbeheersing en explosieve emotionaliteit. Die ijzig-zakelijke entourage heeft iets onmenselijks, en het is alsof de karakters zelf snakken naar méér dan de financiële kilte die hen omringt en die ze zelf najagen. In dit opzicht zijn Kent, Gregory, Cornald en de schoondochters Connie en Alma slachtoffers van hun eigen jacht op gewin.

Tom Lanoyes legendarische Ten Oorlog (dat onlangs werd uitgeroepen tot het beste Nederlandstalige repertoirestuk) ontstond in nauwe samenwerking met regisseur Luk Perceval. Wat de combinatie Lanoye-De Vroedt zo bijzonder maakt, is het engagement dat uit hun werk spreekt. De Vroedt toonde in zijn tiendelige reeks Mightysociety een verborgen wereld van politieke misstanden. Bij Lanoye is het engagement met de underdog, met de arme of verschopte mens, nooit ver weg. Hij is een van de meest betrokken schrijvers van het Nederlandse taalgebied. De grootse greep van Lanoye op het materiaal matcht perfect met de grootse greep van De Vroedt op het spel en de inhoud, soms intiem, vaak ook sterk dramatisch verbeeld.

Het is opmerkelijk dat alle elementen van de oorspronkelijke Lear in de voorstelling zitten verscholen, soms nadrukkelijk, soms met subtiele zinnen of spelmomenten aangeduid. Geleidelijk takelt het imperium van CEO Lear af. Vooral in spel en kostumering, minder in het toneelbeeld, neemt de chaos grimmig toe.

Briljant is de scène op de hei, ditmaal niet met takken en twijgen, maar met een eenzame Pittoors zwervend in zilverwit lichtend pak. Haar teksten ontketenen de oerkrachten die nu niet zakelijk zijn, maar handelen over storm en bliksem. Ze vindt troost bij een dakloze junk, in wie ze een gelijke herkent. Dit is de Poor Tom-scène uit het origineel. In deze teksten horen we ook echo’s van de nar. Mooi is de rol die Lanoye heeft ingeruimd voor Oleg (Vanja Rukavina) die zich ontpopt als Lears gezelschapsheer. In een roerende scène zoekt de koningin liefde bij hem. Opnieuw een mooi beeld van het telkens weer sterk uitgediepte contrast tussen de kille zakenwereld en hunkering naar warmte en genegenheid.

En dan is er natuurlijk de befaamde blindmaakscène van Gloucester, hier verschoven naar raadsheer Kent, schitterend vertolkt door Gijs Scholten van Aschat. In een gevecht met zijn broer en rivaal Gregory verliest hij zijn ogen. Het spel is gestileerd; geen messen, geen wapens. Daarna doolt Kent blind rond. De kliffen van Dover worden de rand van het dak van de wolkenkrabber, met eronder de duizelingwekkende diepte.

De onttakeling is volkomen. De broedertwist krijgt de overhand: met sterk en soms extreem acterende spelers als Scholten van Aschat, Roeland Fernhout, Alwin Pulinckx en een zeer expressieve over-de-top-speler Jip van den Dool krijgt de degeneratie vorm. In de vrouwenrollen illustreren Janni Goslinga en Hélène Devos met scherp spel het voortschrijdende familieverval.

Aan het slot is Frieda Pittoors zeldzaam groots. Haar mentale verwarring neemt toe, het is Alzheimer die haar geest bezoekt. In aangrijpend spel dat zweeft tussen waanzin en luciditeit geeft ze Lears ondergang gestalte. Dan is er de dode Cornald, van het dak gegooid door zijn woedende broer Hendrik. Koning-moeder Lear drukt haar blote borst tegen zijn koude lippen, maar het is vergeefs. Niets ademt meer in hem, hoe graag ze dat wil. Het is een even imposant als moedig slotbeeld van een grootse voorstelling.

Foto: Jan Versweyveld