In elk van de grote stukken van Anton Tsjechov is er een feest. Een afscheidsfeest. Daarna hoor je een pistoolschot, gaat iedereen naar huis, wordt een manuscript verscheurd. Of zijn het huis en de gronden verkocht. Zoals in De kersentuin, zijn laatste stuk. Er wordt bij Stan lang achter de ramen gedanst, het kappen van de bomen hoor je nog niet, slechts even is er een bijl te zien en rekken de personages het afscheid. Stan zien spelen is twee uur lang een (afscheids)feest.

Anton Tsjechov is de geknipte auteur voor toneelgroep Stan. Voor de zesde keer in hun kwarteeuwig bestaan brengen ze weer een Tsjechov op de planken, en deze keer met een grote cast. Frank Vercruyssen en Jolente De Keersmaeker omringen zich met spelers die al vaker bij hun meededen. Robby Cleiren, Bert Haelvoet en de onovertrefbare Stijn Van Opstal. Maar ook vijf aanstormende jongeren willen laten zien wat ze in hun mars hebben, en willen bewijzen dat ze ook in de typische Stan-stijl mee kunnen spelen: Evelien Bosmans, Lukas De Wolf, Evgenia Brendes, Scarlet Tummers en Rosa Van Leeuwen.

En ze doen dat met klasse en met verve. Ze zijn helemaal mee in het spelen van het spelen. Ze spelen personages, ze spelen dat ze spelen, ze relativeren zichzelf, halen zichzelf bijwijlen onderuit, leveren commentaar op zichzelf, op medespelers, en vooral: ook zij stralen een aanstekelijk spelplezier uit, zo eigen aan Stan. De ene keer hilarisch, dan weer subtiel, om dan weer het groteske te laten overgaan in diep tragische scènes. Ze blijven in emotionele en rationele ontladingen steeds geloofwaardig.

In De kersentuin keert Ljoebov na een lang verblijf in het buitenland naar haar thuis terug. Zakenman Lopachin geeft de aanzet tot het verhaal, zegt dat we kunnen beginnen, waar de spelers moeten staan, en vertelt over zichzelf dat hij van boerenzoon opgeklommen is tot zakenman. Hij is een boer met gele schoenen. Ljoebov komt enthousiast thuis. Berooid en met een gebroken hart, maar ze vindt troost in het terugzien van haar dochter, haar geadopteerde dochter, haar broer, het kamermeisje, de dienaars. De ontmoeting met onderwijzer-student Petja is pijnlijk, want zeven jaar geleden zat haar zoon bij hem in de klas toen hij stierf.

Dertien personages bevolken de scène. Van Opstal en Haelvoet spelen een paar dubbelrollen. Dat doen ze door dat aan te kondigen en even een ander jasje aan te doen. Allemaal zijn het aparte karakters, het ene al wat meer uitgewerkt dan het andere, maar steeds ‘echt’. Ze vullen de tekst aan met commentaar, met het luidop zeggen van regie-aanwijzingen, met fluisterend overleg bij de grote decorwisselingen.

Ze sleuren de grote ramen van de ene naar de andere kant, ze verplaatsen lange tafels, ze halen de hoog gehangen jaloezieën omhoog en laten ze dan weer zakken naarmate het donkerder moet zijn. Er is altijd wel wat te prutsen, aan de spots, aan touwtjes. Er zijn zelfs een paar goocheltrucs: een vlammetje hier, een rookwolkje daar, een broek die verdwijnt, een zwevende vrouw aan ballonnen. Soms geven ze aan hoe de truc werkt, zoals ze ook in hun theaterspel laten zien hoe ze doen alsof, en toch weer niet.

Tsjechov noemde zijn laatste stuk (1903) expliciet een komedie in vier bedrijven. Maar zoals zo vaak bij zijn stukken, werd ook De kersentuin toen als tragedie gezien. In de afgelopen honderd jaar is het stuk al op vele manieren geïnterpreteerd. Bij tg Stan is het een komedie, nog versterkt door de speltoevoegingen, maar wel een komedie met een melancholische ondertoon. Afscheid nemen is moeilijk, je blijft uitstellen en uitstellen, je lanceert melige grappen, je danst de realiteit weg, je wilt vluchten, maar kunt het niet. Of er nu maatschappelijke vooruitgang of het teloorgaan van het avondland in zit, of het een stuk is over winstbejag of vergane glorie, het zit er allemaal in. Is het een tragiek van menselijk onvermogen? Van verlies?

Tsjechov wilde alle zwaarte vermijden, en daar is Stan in geslaagd, zonder in geschmier en kluchtige overdrijving te verzanden. Integendeel, de oudere spelers van Stan en het jeugdig talent weten perfect te doseren in hun quasi nonchalance, in ritme, in hun dansante spelplezier, in hun oog voor detail, in hun lichtheid van het spel, in hun scherpe typeringen, in de snedigheid van dialogen. Tg Stan legt geen omschreven interpretatie op, maar geeft de toeschouwer ruimschoots de kans zelf een eigen invulling aan de vertolkte zieleroerselen te geven, en laat de toeschouwer twee uur lang genieten van het spel an sich.

Foto: Koen Broos