Een opera als een zwartgallig adagio: zo laat Der Kaiser von Atlantis zich nog het best omschrijven. Zeker als we het hebben over de nieuwe enscenering die de jonge regisseur Robin Coops maakte in samenwerking met de Nederlandse Reisopera. Coops ‘Kaiser’ is zwarter dan zwart en zwaarder dan zwaar.

En dat is jammer, want er zit ook zoveel lichtheid en humor in de muziek die componist Viktor Ullmann in het modelkamp Theresienstadt schreef. Het werk is drie keer eerder in ons land op de planken gebracht. Ditmaal maakte het ook deel uit van het project Theater na de Dam: meer dan tachtig voorstellingen met de oorlog als thema in heel Nederland op de avond van de Nationale Dodenherdenking. Het valt te prijzen dat de Reisopera zich verbonden heeft aan deze kleinschalige productie met jonge muziektheatermakers en veelbelovend zangtalent. Het gezelschap bewijst daarmee haar meerwaarde.

Tot de nok toe gevuld was het Amsterdamse Compagnietheater bij de première. Het Compagnietheater is een theaterzaal die voor opera eigenlijk veel te klein is: met een veertienkoppig ensemble en zeven zangers is het al snel dringen op de vlakke vloer. Zelfs voor een minimalistische, moderne enscenering als deze. Het was mij iets te minimalistisch. Het had soms zelfs meer weg van een geënsceneerde concertuitvoering met een paar schijnwerpers en zeven in het zwart geklede zangers in een tijdloze ruimte: een zwart desolaat gat. Daar moest je het als toeschouwer mee doen. Nogal saai, zeker als er verder ook niets verrassends gebeurt en de personages weinig scherpte en diepte krijgen. Dat heeft deze productie wel nodig, want het verhaal is flinterdun. Der Kaiser von Atlantis is een allegorie waarin de dood weigert zijn functie nog langer uit te oefenen, wanneer de keizer besluit iedereen tegen iedereen te laten vechten. De keizer zelf zal uiteindelijk het offer moeten brengen. Pas als hij sterft gaat de dood weer aan het werk en kan het leven zijn normale loop hernemen.

Er wordt zeer redelijk gezongen door jonge zangers als Donij van Doorn (het meisje), Nanco de Vries (de dood), Ellen van Beek (de drummer), Wiard Withold (de Keizer) en Marijn Zwitserlood (de omroeper) en de muzikale pastiche van jazz, klassiek, joodse folklore en jaren dertig modernisme is zeker het beluisteren waard. De vraag is natuurlijk of muziek geschreven in het concentratiekamp zoveel anders is dan muziek geschreven in vrijheid. De vraag is of dergelijke buitenmuzikale factoren bepalend zijn voor het klinkend resultaat. Je neemt als luisteraar een zekere onderhuidse urgentie waar. Alsof elke noot Ullmanns laatste was, wat in werkelijkheid ook weinig scheelde aangezien de componist in 1944 naar Auschwitz werd getransporteerd. Maar of dat slechts de illusie van de luisteraar is blijft een open vraag. Dirigent Frank Zielhorst hield het gezelschap van veertien musici in elk geval prima bij elkaar, al koos hij wel vaak voor zeer trage tempi waardoor de toch al niet erg spannende enscenering nog vlakker werd. Ullmanns muziek vraagt om een zekere ‘schwung’. Wie te veel binnen de lijntjes kleurt mist de essentie.

Foto: Bart Grieten