Hoe kan een broederschap uiteenscheuren tot een strijd waarin het wij tegen zij is? Het gebeurde in 1996 tijdens het EK. De Kabel, een groep van vijf spelers van Surinaamse afkomst die zowel bij Ajax als het Nederlands elftal speelden, had furore gemaakt binnen het succesvolle Nederlandse ‘multiculturele’ voetbal, waarin blank en zwart broederlijk zij aan zij streden. Gelijktijdig met het einde van deze broederschap, ontstonden ook de eerste barsten in de gedroomde multiculturele samenleving. Urban Myth maakte over dit historische gegeven de tweemalige voorstelling Kabel.

Regisseur Jörgen Tjon a Fong plaatst drie van de vijf mannen uit De Kabel als personages op het podium van de Amsterdamse Stadsschouwburg: Winston Bogarde, Patrick Kluivert en Edgar Davids. Samen vertellen zij – ieder vanuit zijn eigen perspectief – het verhaal van de vijf Surinaamse sterspelers die het gemengde droomelftal vleugels gaven. Naast de mannen staan nog twee vrouwen en een gitarist. De ene vrouw is Noraly Beyer, zij heeft de vertellersrol en schetst de historische context, van eind jaren tachtig tot het heden. Haar zichtbare ongemakkelijkheid en nogal stijf geformuleerde (soms moralistische) zinnen, halen telkens de vaart uit de voorstelling.

De andere vrouw is zangeres Lucretia van der Vloot. Zij zingt een paar tragische ballads en speelt daarnaast kort de moeder van Clarence Seedorf. Seedorf, voor eeuwig de jongen van de gemiste penalty. Hoe goed hij ook voetbalde, hij zou nooit goed genoeg zijn. ‘We zijn hier te gast en de gastheer bepaalt of we het goed doen. We zullen er nooit echt bij horen,’ herhaalt zij de woorden van haar zoon. Woorden die exemplarisch zijn voor alle jongens in De Kabel, namelijk dat ze altijd zullen moeten blijven knokken en altijd achtergesteld zullen zijn. Door hun geschiedenis, hun afkomst, hun huidskleur. Van der Vloot zorgt met haar zoete stem voor een sfeervol intermezzo, voor het verhaal is ze echter niet nodig. Dat kunnen de drie mannen zelf wel overbrengen.

En dat doen ze dan ook met verve. Rapper Blaxtar in de rol van de stille Davids kookt van woede omdat hij door coach Hiddink op de bank is gezet. Zijn maten proberen hem te sussen, maar het helpt niet. Zo boos is hij, dat hij wegloopt uit de wedstrijd en tegen de pers zegt: ‘Hiddink must get his head out of players’ asses.’ Waarna Hiddink hem uitsluit van het verdere toernooi.

Raymi Sambo en Kenneth Herdigein vertolken respectievelijk de rollen van Kluivert en Bogarde. Kluivert krijgt van Sambo een mooie oprechtheid mee, getraumatiseerd als hij is door het verkeersongeluk dat hij veroorzaakte en wat (door schuld van de media) altijd met zijn naam geassocieerd zal blijven. Door vrijwel onzichtbaar tussen zijn personage en zichzelf te schakelen, schept Sambo een mooie spanning.

Herdigein schittert als de oude Bogarde die in een met voetbalretoriek doorspekt verhaal aan een groep voetbaljochies terugblikt op zijn leven. ‘Niemand is groter als Winston Bogarde!’ en ‘Kruip voor niemand!’, roept hij voortdurend, in een poging zichzelf te beschermen tegen de pijn die anderen, de maatschappij, hem aandoen. Hij heeft gevochten tegen de mannen met de macht, de witte jongens. En zijn oplossing? Kiezen voor het geld, kiezen voor jezelf. Geld heeft geen kleur, geld geeft macht, de rijke wint altijd. Het is een pijnlijke, eenzame conclusie, weinig hoopvol voor de toekomst, die Herdigein op cabareteske wijze overbrengt. Zo schetst Kabel in al zijn onevenwichtigheid een pijnlijk beeld van mensen die proberen vorm te geven aan een succesvol leven maar voortdurend moeten strijden met vooroordelen – buiten en binnen zichzelf.

(foto: Henry Timisela)