Er staan twee echte drumbands in de voorstelling. Aanvankelijk zijn ze toegevoegd aan de triomftocht van Caesar, later als roffelaars die in de nacht voor de moord op Caesar de dreiging opvoeren, en dan zijn ze weer tamboers in de legers op het slagveld. Hoeveel er ook getrommeld wordt, het voorkomt niet dat in deze Julius Caesar de nadruk op de tekst ligt. De drums dreunen niet door tot in de zaal. De akoestiek is die voor het gesproken woord, voor Shakespeare en de acteurs.

En dat gesproken woord mag er wezen in een nergens schurende vertaling van Tom Kleijn. De hoofdrol is voor Han Kerckhoffs in de rol van Brutus. Zijn idealen zijn echt en alleen hij kan over het algemeen belang (‘De republiek’) spreken zonder te liegen of gewantrouwd te worden. In zijn worsteling met zijn trouw aan zijn grote vriend Caesar maakt hij het publiek deelgenoot. De frons van zijn twijfel lijkt op zijn gezicht gebeeldhouwd, maar als hij dan uiteindelijk zeker is van zijn zaak, speelt hij zo licht als een veertje – en verliest.

José Kuijpers in pak is zijn onvermoeibare medesamenzweerder Cassius, die tussen de doortraptheid en verborgen agenda’s tijdens een dialoog met Brutus toch het achterste van de tong laat zien en als mens wegkomt. De andere partners in crime zijn onbesuisd, opportunistisch, lichtgewichten of een combinatie daarvan. Ze zijn het er met elkaar zelfs niet over eens waar het oosten ligt en ze deinzen terug voor een eervolle zelfmoord wanneer hun zaak verloren is.

De rol van coming man is weggelegd voor Marcus Antonius, de latere Augustus. Hij heeft de charme, de welbespraaktheid, het geluk en de wind in de rug. Hij beschikt over de timing om bondgenootschappen aan te gaan en ze weer te verbreken. Guy Clemens is in deze rol de gedroomde Shakespearevertolker. Hij schiet als een komeet naar de macht met zijn mix van jeugd, motieven en talenten. Zijn vanzelfsprekende optreden geeft het getob van Brutus nog meer diepte.

Het toneelbeeld van Marc Warning kent een torenhoge geometrische stellage, een lichtgevend staketsel in doeken gewikkeld en met rode linten omveterd. Wanneer de plannen van de samenzweerders voor een herstel van de republiek spaak lopen, takelt ook dit decorstuk af. Het maakt geen enkele indruk.

De gebeurtenissen in de Julius Caesar van Het Zuidelijk Toneel hebben niet de proporties van een wereldmacht, eerder die van het Binnenhof. We zien Cas Enklaar in de rol van Caesar de slechte voortekens in de wind slaan als een Pim Fortuyn die extra bewaking afslaat. We zien een soort C3, de huidige constructieve oppositiepartijen (in dit geval destructieve coalitiepartijen), twijfelen over hun loyaliteit en overstag gaan. En we zien dat elke keer wanneer honden vechten om een been, er altijd weer een ander mee vandoor gaat. De regie van Mirjam Koen, die het overnam van de zieke Matthijs Rümke, schiet tekort in theatraliteit. Het decorbeeld is geen Twin Towers, het tromgeroffel suggereert geen moment een armageddon, het is Shakespeare achter de duinen.

Foto: Phile Deprez