2015 is uitgeroepen tot het Jaar van de Mijnen. De organisatie van het herdenkingsjaar wil stilstaan bij de impact die de mijnen en de sluiting ervan hebben gehad op het leven in de mijnstreek en de blijvende invloed ervan op onze tijd. Met Jongens van Toen brengt Het Laagland, in coproductie met M2015 en Cultura Nova, een voorstelling die focust op hoe het was toen de mijnen nog volop draaiden en een grote rol speelden in de economie van ons land.

Gebaseerd op verhalen van oud-leerlingen van de Ondergrondse Vakschool (OVS), de opleiding voor mijnwerkers in wording, leidt de voorstelling het publiek in drie groepen door een oud schoolgebouw. We worden meegenomen op een mooi uitgevoerde reis door de herinnering, met veel oog voor detail – de planten in de vensterbank, de kostuums en rekwisieten, zelfs de geur van het gebouw en de verlaten staat waarin het verkeert geven het verhaal de perfecte omlijsting. Vormvast en, in de warme gloed van het avondlicht, met een poëtisch realisme dat ook het spel van de drie volwassen acteurs Rufus Hegeman, Irma van Hoof en Guus Jacobs definieert.

Dankzij allerlei kleine, speelse manieren om het publiek actief te laten meewerken wordt het leven van de jeugd uit die tijd regelmatig goed invoelbaar: we knutselen onder vriendelijke, maar dwingende begeleiding bij handvaardigheid, de leraren inspecteren ons uiterlijk – ‘Deze jurk is wel erg bloot’, ‘Een blauwe nagel van het werken? Goed zo, jong!’ – en verliezen, zoals ons is opgedragen, onze penningen niet uit het oog. Alles onder dezelfde, door onze groepsbegeleider met lichte ironie uitgespeelde dwang.

De grote groep jonge spelers van Jong Laagland zet een mooie prestatie neer in een strakke maar levendige choreografie. Hun pure nabijheid draagt veel bij aan de beleving. Zo zijn er taferelen in smalle gangen, trapportalen en krap bemeten warme ruimtes waarbij spelers en publiek elkaar letterlijk kunnen aanraken. Hun aanstekelijke energie hangt voelbaar in het gebouw en alles zit erin; groot spelplezier, overtuiging en een gevoel van trots, maar ook de zenuwen voor het nieuwe en nabije van deze vorm van spel.

Regisseur Lotte Lohrengel, die in 2013 al de vrouwelijke voorloper Meisjes van Toen maakte, kiest ervoor om alle scènes een sterk beeldende kracht mee te geven en de handelingen fysiek te houden, zodat de jongeren bijna steeds als groep opereren en de energie in de kleine ruimtes blijft stuiteren. Dat de weergave van de tijd van toen wat clichématig in de vertedering blijft steken is deze groep vergeven.

Veel draait om de manier waarop onze opa’s werden opgevoed. De voorstelling barst van de voorschriften; zo zweren de leerlingen bij voortduring betrouwbaar, hulpvaardig, gehoorzaam en net te zijn. Heel af en toe zien we de moeite die het de jongeren van toen moet hebben gekost om zich dat keurslijf eigen te maken – maar voor de veiligheid van het werken ondergronds was het noodzakelijk om zo te worden. Het definieert de koempel.

Maar de voorstelling zelf blijft ook, een ander voorschrift, onder alle omstandigheden opgewekt. Ja er waren ongelukken in de mijnen en uiteindelijk zijn ze allemaal gesloten, het wordt af en toe benoemd, maar het publiek, waarin deze avond een aantal mensen zitten die zelf de OVS doorliepen, krijgt alle gelegenheid zich te wentelen in de mooie herinneringen aan toen. Voor degenen die het niet meemaakten is de voorstelling een fijne kans om het zoete van ‘vroeger’ eens te proeven.

Foto: Joost Milde