De verwarring van het beginnen. Hebben we muziek afgesproken? Of starten we in stilte? Vijf personages op zoek in een onbekende ruimte? Of toch even zo veel toneelspelers op zoek naar de uitgang? Maatschappij Discordia is weer eens bezig.

Publiek kan wel denken dat toneel een kant en klare aangelegenheid is, een aangeharkt park. Maar voor toneelspelers is toneelspelen ook een ongewisse bende, een zwart gat, een ijsvlakte vol wakken, een gebouw op instorten. Neem de start van het stuk-der-stukken, Hamlet. De eerste zin luidt: ‘Wie is daar?’ Daar heb je het gelazer in de glazen! Beginnen we vanavond met muziek? Of juist in een dodelijke stilte? Ook zoiets.

Die eerste speelavond van Je ne te vois plus tu es mort (Ik zie je niet meer, je bent dood), een toneelgebeurtenis van Maatschappij Discordia, is er plotseling een overweldigend mooi moment. Er wordt een lied ingestart dat je, als je het eenmaal hoort, eeuwig wilt horen (‘J’attendrai’). Op dat zelfde moment begint de toneelspeler Jorn Heijdenrijk opeens heel charmant en sierlijk te bewegen, met in zijn handen iets wat op een bestoft papier lijkt met een verzilverde tak erop. Vervolgens wordt hij even sierlijk en charmant begroet door speelpartner Jan Joris Lamers – ze doen een dansje en trekken in het ogenschijnlijk nonchalante voorbijgaan een onzichtbaar gordijn weg waarachter een magische en melancholieke wereld zichtbaar wordt. Net zo magisch is het als Annet Kouwenhoven ‘even terug’ roept en een verkleedpartij van zojuist achterstevoren opnieuw wordt getoond.

Deze onherhaalbaar zuivere en van franjes en frutsels ontdane toneelavond zit boordevol van zulke momenten, die aan elkaar geregen en van elke logica ontdane schoonheid tonen, maar ook de wanhopige bezigheid die toneel maken heet uitbeent en afstoft en van alle kanten belicht en toont als intens vrolijk makend nieuw en fris.

Waaróm die levensgevaarlijke trap opnieuw wordt beklommen is onhelder. Maar waarom moeten handelingen op de speelvloer begrijpelijk zijn? En wat begrijpen we, als we denken dat we de toneelspelers begrijpen? ‘In welke zooi zijn we nu weer beland?’ ‘Goedenavond, wat doet u hier eigenlijk?’ ‘Zullen we deze rommel opruimen of gewoon laten liggen en zien wat er dan gebeurt?’ Deze ogenschijnlijk banale maar ook vrij existentiële vragen komen hier langszij. En voor de kenners is er ook ruimschoots veel te genieten op deze avond, die immers een levend college is over de toverij die mise-en-scène heet. Letterlijk: een plek zoeken op een vloer die voor spelen is gebouwd en die op nimmer aflatende speelsheid is ingericht.

[sterren toegekend door de redactie]

Foto: Bert Nienhuis