Het feest bij de Lebedevs is gereduceerd tot de praatkamer voor gasten die zich even willen terugtrekken. De zelfmoord van Ivanov aan het eind is verzacht tot een Engelse les, die de tragiek van de hoofdpersoon relativeert. De hoofdpersoon beweegt nauwelijks, net als alle andere personages. Zij praten en praten, in rap Farsi dat stroomt en springt als een bergbeek. Hun inertie is de actie in deze Tsjechov, maar dan licht en dartel gebracht. 

‘Your work can be so boring,’ zei Frie Leysen dinsdag na afloop van de voorstelling in de Stadsschouwburg Amsterdam tijdens een nabespreking tegen Amir Reza Koohestani, de Iraanse regisseur en bewerker van deze Ivanov. Het Vlaamse theaterdier Leysen, dat vandaag de Erasmusprijs krijgt uitgereikt, bedoelde dat als een groot compliment. Met zijn eigen ensemble, de Mehr Theatre Group, leidt Koohestani in haar ogen ‘ongelooflijke acteurs’ op, die uitblinken in een ‘non-declamatoire’ stijl. ‘Geen overacting, maar underacting, bijna.’ Leysen koos Ivanov voor Get Lost, de serie buitenlandse voorstellingen die zij samenstelt voor Vlaamse en Nederlandse schouwburgen.

Koohestani ontdekte zij in 2001 tijdens een festival in Teheran. ‘Na heel veel slecht theater zat ik ineens rechtop in mijn stoel,’ herinnert zij zich, bij het aanschouwen van Dance on glasses, het stuk dat Koohestani zou lanceren tot een lieveling van het internationale festivalcircuit. Dance was geïnspireerd door de traumatische breuk met een geliefde. Na uren praten was zij opgestaan en had zij Koohestani verlaten zonder nog één keer op of om te kijken. In zijn theaterversie doen een man en een vrouw die ruzie dunnetjes over, ieder aan het hoofdeinde van een lange tafel. Twaalf jaar later kwam hij op de proppen met een soort middenweg tussen sequel en remake, Timeloss, die vorig jaar was te zien tijdens festival De Keuze in de Rotterdamse Schouwburg.

Intense producties over intieme kwesties – tussen geliefden, tussen ouders en kinderen – zijn een specialiteit van Koohestani. Ons verrast dat, omdat wij Iran vooral kennen als een geopolitiek probleemgeval. Koohestani kan alleen maar lachen om die beperkte blik. ‘Ik laat jullie zien hoe Iraniërs werkelijk leven,’ zei hij vorig jaar in Trouw. ‘Daar hebben jullie namelijk geen idee van. Bij Iran denken jullie meteen aan ayatollahs en atoombommen. Maar geloof me, die maken nog geen vijf procent van ons bestaan uit.’

In Iran is alles politiek, vooral het persoonlijke. Mahin Sadri speelt Anna in Ivanov. Vorig jaar was zij in Rotterdam te zien in Timeloss. Toen legde zij uit hoe zij, en honderdduizenden andere Iraanse vrouwen, tegenwoordig dealen met de mannenmaatschappij in hun land. Aan de Iraanse universiteiten is zestig procent van de studenten vrouw. Thuis is vader of echtgenoot officieel nog altijd de baas. ‘Het is vooral een generatiekloof, maar bij ons praat je daar niet over met ouderen,’ aldus Sadri, eveneens in Trouw. ‘Tegenover hen doen wij alsof we ons voegen naar hun wensen, en intussen gaan we geheel onze eigen gang.’

Met andere woorden: er staat een levensgrote olifant in elke Iraanse huiskamer, net als in het negentiende-eeuwse Europa dat Tsjechov, Ibsen en Strindberg zo scherp portretteerden in hun toneelstukken. Daarom zijn ge-Iran-iseerde Tsjechovs al jaren wildpopulair in dat grote land. Ondanks, of juist dankzij, de bemoeizucht van de censor. Koohestani’s Ivanov, zijn eerste Tsjechov-regie, is het product van langdurig touwtrekken. ‘De censuur is het slechte nieuws,’ vertelde hij tijdens de nabespreking. ‘Het goede nieuws is dat je daarover kunt soebatten en lobbyen. Vrienden van mij, die in Iran beroemd zijn geworden als acteurs in populaire soaps en speelfilms, gingen bellen met het ministerie, om een goed woordje te doen voor mijn Ivanov.’

Toch vond de censor het eindresultaat controversieel genoeg om zowel de subsidie voor Mehr als het aantal speelbeurten drastisch in te perken. Het publiek vatte dat echter op als een kwaliteitsstempel. ‘De censor kan onze producties manipuleren, maar niet de breinen van onze toeschouwers,’ aldus Koohestani. De belangstelling voor Ivanov was zo overweldigend, dat Mehr de toegangsprijs kon verhogen om de geslonken subsidie te compenseren. ‘De laatste twaalf voorstellingen waren meer dan uitverkocht. De mensen zaten tot in de gangpaden, en zelfs op het podium.’

Koohestani is blij met alle aandacht uit het buitenland, maar benadrukt dat hij zijn voorstellingen eerst en vooral maakt voor zijn landgenoten. Mehrs vaste speelplekken zijn Teheran en Shiraz, Koohestani’s stad van herkomst. Zijn Ivanov opent magistraal, met lijnen vol fotogeniek wapperend wasgoed dat Anna stuk voor stuk binnenhaalt naarmate de karakters en het verhaal in de eerste akte worden ingeleid. Ook de verdere enscenering blijft even sober als effectief. De waslijnen veranderen in feestverlichting tijdens de party bij de Lebedevs. Door de koorden met lampjes in de laatste akte verticaal te hangen, verandert de sfeer op het podium fundamenteel.

De karakters behouden hun Russische namen, maar dragen Iraanse kledij. Tekst en handeling zijn eveneens ingrijpend aangepast aan de moderne Iraanse realiteit. Mobiel en Facebook spelen prominente rollen. Ivanovs introverte gesomber over zijn schulden en algehele misluktheid krijgt hier gestalte in de vorm van de enorme koptelefoon om zijn nek, waarmee hij Engelse lessen volgt, dromend van een ontsnapping uit zijn leven.

Koohestani’s Ivanov is vooral een ode aan al die honderdduizenden hoog opgeleide, ambitieuze, geëmancipeerde Iraanse vrouwen, die daarvoor nog lang niet de erkenning krijgen die zij verdienen. In Tsjechovs origineel ziet de terminaal zieke Anna haar vervreemde echtgenoot Ivanov zoenen met de veel jongere Sasja. Bij Koohestani ontdekt zij hun verliefdheid omdat zij hen hoort kirren op een bandopname, die zij zelf hebben gemaakt op een ouderwetse Walkman – de voorstelling herinnert ook nog eens aan de handelssancties die Iran al jaren treffen, als straf voor zijn nucleaire programma.

Soms krijgen we die lessen te horen. Dan laat Koohestani de Farsi-synoniemen van de Engelse woorden per projector speels over het decor dartelen – een geestig contrapunt voor Ivanovs eeuwige gesomber. Voor Tsjechov was Ivanov een pijnlijke bevalling. Het was zijn eerste avondvullende toneelstuk dat werd uitgevoerd, in 1887. Hij vond het zelf eerst maar niks en herschreef het. Het publiek was van meet af aan enthousiast. Interpreten in de eeuw daarna bleven zwalken tussen komedie en melodrama. Beide elementen zijn ruim in het stuk vertegenwoordigd – Tsjechov was een vroege meester in ambiguïteiten.

Koohestani loopt trefzeker over het slappe koord van dat ambiguë. Zijn Ivanov is even passief als nadrukkelijk aanwezig. Ook al hangt hij hoofdzakelijk op bed en bank – dit personage trekt deze voorstelling. Hassan Majooni speelt hem majestueus, kwetsbaar en onuitstaanbaar tegelijk. Zijn vertolking roept de Oblomov van Oleg Tabakov in herinnering, in de gelijknamige film uit 1980 van Nikita Michalkov. Sadri’s Anna draagt haar ziekte en de emotionele verwaarlozing door haar man met waardigheid. Na haar dood wil hij trouwen met Sasja, maar zijn schuldgevoel staat in de weg.

Bij Tsjechov pleegt Ivanov op zijn trouwdag met Sasja zelfmoord, zijn tweede vrouw reducerend tot een machteloos slachtoffer. Bij Koohestani ziet Sasja tijdens de bruiloft in dat haar aanstaande alleen maar rondwentelt in zijn eigen leed. Zij verlaat hem en gaat op reis. Zij gaat op reis – niet hij, met zijn Engelse lessen. De titelheld blijft bewegingloos achter op de echtelijke sponde, luisterend naar een laatste les, die over hem gaat: ‘Ivanov is a play by the Russian playwright Anton Chekhov … 

Foto: Mani Lotfizadeh