Wie aan de Ilias, het oudste doorvertelde verhaal van de westerse beschaving, iets nieuws wil toevoegen, moet van goeden huize komen. Alexander de Bruijn lukt het. Met als verrassende afsluiting zoiets als een happy end.

Alexander de Bruijn vertelt het verhaal over de woeste, woedende wrok van Achilles alsof je het voor het eerst hoort: enthousiast, indringend, dan weer voor de vuist weg en met grapjes. Het vertelperspectief is dat van een dienaar van de held Achilles, die als ooggetuige de spannende gebeurtenissen uit eerste hand doet herleven.

In z’n eentje staat hij blootsvoets in een wijde broek en wijde hes, ongeschoren en met wilde krullen op het podium. Bijna zonder rekwisieten, op een gasbrander na om met een rij vlammetjes de gloed van de gevechten te onderstrepen of het smeden van een wapenuitrusting te verbeelden. De door hemzelf prachtig bewerkte tekst en zijn verteltalent maken dat je jezelf op de vlakte voor Troje waant.

Die tekst is vol gloed. Vooral bij de oorlogsscènes. Witte uit lichamen stekende botten, koren van doodskreten, mannen die doormidden worden gekliefd, ingewanden die naar buiten komen en de gloed van het brons van schilden en helmen. Maar net als in Homerus is er ook de afwisseling met gebeurtenissen uit de godenwereld, het dagelijkse leven in het Griekse kamp en er is zelfs humor: ‘Ondertussen was het op de Olympos ook niet meer ambrozijn en maneschijn.’ Een enkele keer is er zelfs een liedje, dan weer een ingetogen geluidseffect door regisseur Albert van Andel op de stoel van de geluidstechnicus.

Omdat de dienaar niet direct betrokken is in zaken van eer en wraak, kan hij zich een zekere afstand permitteren die in Griekse tragedies het koor wordt veroorloofd. Een afstand die ruimte geeft aan reflectie over het oorlogsbedrijf en aan een moraal die verder gaat dan alleen de zucht naar eer en wraak van de aanvoerders.

De dienaar leest de psychische veranderingen van de hoofdpersoon Achilles af aan de buitenkant: aan zijn gedragingen, zijn lichaamshouding en ook aan zijn veelzeggende stiltes. Hieruit blijkt dat het persoonlijke verdriet van Achilles om de dood van zijn hartsvriend Patroklos het uiteindelijk wint van zijn gramschap om zijn maatschappelijk nederlaag ten aanzien van Agamemnon, zijn legeraanvoerder. Maar ook dat dit verdriet hem bindt met zijn tegenstanders die evenveel verdriet ervaren.

Er is dat unieke moment in de Ilias wanneer Achilles compassie voelt en toont met de aanvoerder van de tegenpartij, Priamos, die het lijk van zijn door Achilles verslagen zoon Hektor opvraagt. De Bruijn laat hier zijn verhaal en ook zijn moraal halt houden. Het is het moment waarop de vechtmachine mens wordt, waarop de eerzuchtige krijger die eer even laat voor wat het is. Wij weten dat de oorlog om Troje nog enorme slachtingen en hartverscheurende taferelen in petto heeft, maar op dit moment van menselijkheid van het verhaal worden we naar huis gestuurd.

Foto Annelies Verhelst