Je liefdesrelatie tot inzet maken van een voorstelling – dat is, zelfs in het van egodocumentair theater vergeven Nederland, een bijzonder hachelijke zaak. Voor je het weet is de relatie met elkaar belangrijker dan die tussen de makers en het publiek. De Duits-Nederlandse theatermakers Johanna Biesewig en Andreas Bachmair hebben in If… Then de meeste valkuilen weten te ontlopen, maar aan het einde wordt de voorstelling toch larmoyant.

De foyer van de Rabozaal van de Melkweg/Stadsschouwburg is bedekt met kaartjes langs een lange tijdlijn. Ze zijn verbonden met wollen draden. Links vertellen ze het leven van Andreas, rechts gaat het over Johanna. Gele draden verbinden gebeurtenissen in de familie, blauw gaat over werk en de plekken die daarmee verbonden zijn, en paarse lijnen brengen vrienden samen.

Maar deze avond gaat het over de rode strengen en kaartjes: die behandelen de liefde. Je mag er als publiek lekker lang overheen lopen en naar kijken. Alle details schetsen samen een standaard complexe familiegeschiedenis en een regulier bohemièn kunstenaarsleven dat zich afspeelt tussen Berlijn, Amsterdam, Brussel en Ecuador. Helemaal aan het eind, vanaf ongeveer 2007 kruisen de draden elkaar naar de overkant en komen familie en liefde bij de geboorte van een dochter bij elkaar.

Na afdoende inspectie zit het publiek aan weerszijden van de tijd-vloer en vertellen en spelen Bachmair en Biesewig fragmentarische scènes over hun leven en liefdes. Biesewig is de koelere, die als ervaring meekreeg dat mannen óf klootzakken zijn óf doodgaan, Bachmair is romantischer, maar blijkt op een zeker moment wel drie relaties tegelijk te hebben gehad. Zij wil het misschien uitmaken, hij zet alles op alles om haar te houden.

Steeds komen ze terug op beslissende momenten in hun leven, die hen gebracht hebben waar ze nu zijn. Wat was er gebeurd als het anders was gelopen? Vaak zit daar precies het punt waarop de voorstelling te particulier wordt. ‘As is verbrande turf,’ heette dat bij ons thuis. Maar achter het speculeren zit ook de nuchtere vaststelling dat op den duur de draden ook weer een eigen kant op kunnen gaan.

Soms worden bij het vertellen mensen uit het publiek een beetje onhandig als figuranten ingezet, maar over het algemeen blijft het nogal praterig toneel, alle theatrale flair zit in de vloer. Dat maakt de voorstelling enigszins afstandelijk, maar gezien het onderwerp is dat ook wel prettig.

Aan het eind schiet de voorstelling ineens uit de bocht. Wat zouden ze doen als ze nog maar tien minuten te leven hadden, vraagt zij. Ze wil een lied laten horen, een mooie smartlap van Mercedes Sosa die ze live vertaalt. Op dat moment gaat het even echt over haar en hem en ligt de ontroering bij haarzelf en niet bij ons.