Dichter en poëzierecensent Piet Gerbrandy schreef het onlangs nog in De Groene Amsterdammer met betrekking tot het recenseren van poëziebundels: wie appelen en peren wil vergelijken, moet noodgedwongen op zoek naar de essentie van fruit. Die bedenking geldt ook theater, en Oerol is zo’n festival waarop nogal wat podiumappelen en -peren met elkaar te vergelijken vallen.

Ook dit seizoen liep het aanbod uiteen van lichte cabaretvoorstellingen en commercieel muziektheater tot toegankelijk teksttheater tot experimentele landschapskunst of publieksparticipatieve projecten die theater mergen met architectuur of filosofie. Maar wat maakt al dit theater tot theater? En is er een common ground die stabiel genoeg is om een kwaliteitsoordeel te dragen?

De vraag drong zich het afgelopen festival weer urgent aan me op, naar aanleiding van twee voorstellingen: Holes van het Friese Tryater en De Jonge Republiek en Paramaribo-Texel van Jette Derlagen/Via Rudolphi Producties.

Holes is een bewerking van het jeugdboek (1998) van de Amerikaanse auteur Louis Sachar. De onfortuinlijke anti-held Stanley Yelnats komt terecht in Camp Greenlake, een strafkamp voor moeilijk opvoedbare jongeren. In dit dorre woestijngebied – ooit een welvarende streek, tot het meer opdroogde – graven hij en zijn jonge lotgenoten elke dag putten, aangestuurd door de meedogenloze directrice van het kamp. Haar geschiedenis is al generaties verbonden met de onzalige plek, net zoals die van Stanley, zo zal blijken. Onder het avontuurlijke verhaal met western-allures verschuilt zich een (typisch Amerikaanse) moraliteit rond zelfverwezenlijking: blijf je het slachtoffer van de ‘vloek’ die over je voorouders hangt of breng je de kracht (en de verantwoordelijkheid) op om je aan die predestinatie te ontworstelen? De vraag stellen is ze beantwoorden: het Europese fatalisme (denk aan Oidipous’ onontkoombare lot) legt het in deze Amerikaanse novelle netjes af tegen het neoliberale credo over de maakbare mens.

Regisseur Silvia Andringa situeert het avontuur in de stoffige duinen van Nollekes Zuid op Terschelling, en maakt er een muzikaal en magisch gekleurde tragikomedie van die met de nodige vaart naar zijn einde dendert. Vanaf het prille begin is het glashelder wie good en wie bad guys zijn. Tim Linde komt als de stuntelende Stanley met een vertederende overtuiging van een helling getuimeld, Eelco Venema is de archetypische kampbewaker-brulboei Mr. Sir en Sjaan Duinhoven overtuigt niet alleen in spel als de mysterieuze outlaw Kate, maar blijkt ook over indrukwekkende muzikale talenten te beschikken. De onstuimige soundtrack van bluegrass en country (Laurens Joensen) bezorgt de voorstelling sowieso een aangenaam uptempo. Sachars karakters zijn vlak, maar de acteursploeg slaagt er goeddeels in de val van de al te makkelijke karikatuur te vermijden. Het accent in Andringa’s regie ligt op actie en avontuur. De dieperliggende psychologische tragiek – dat zowel Stanley als de directrice hopeloos vastzitten in hun verleden – krijgt minder reliëf. De setting (Elze van den Akker) in de duinen is secuur geconstrueerd, de sfeerschepping totaal.

Holes is zo’n voorstelling waarvoor het gruwelijke woord ‘sympathiek’ lijkt uitgevonden, maar het is ook een vaardig en professioneel gemaakt theaterproduct. Holes is, kortom, af.

Af is ook Paramaribo-Texel, een delicaat duet tussen actrices Leny Breederveld en Helen Kamperveen in een regie van Jette Derlagen. De locatie is met zorg gekozen: een enorme, rechtopstaande houten pallet aan de Kleiplak op West valt open tot een venster, waardoor beide vrouwen (en het publiek ) uitzicht krijgen op het wad: een uitgestrekt, verlaten strand met daarachter de groen-grijze zee. Niet de Noordzee, in de verbeelding die Paramaribo-Texel oproept is het de oceaan, dat vat vol bedreiging en belofte waarover deze twee vrouwen uit twee verschillende culturen heen en weer reizen. De blonde, Nederlandse vrouw van Texel (Breederveld) die nooit verder durfde te kijken dan haar eiland ontmoet in een imaginair niemandsland de flamboyante Surinaamse (Kamperveen) die de hele wereld rondvloog. Wat blijkt? Het leven loopt voor iedereen anders, maar uiteindelijk ook voor iedereen gelijk. Verlies, teleurstelling, het overwinnen van angsten en het rechtkrabbelen na een zoveelste slag: in de herkenning van die existentiële levenslijnen vinden de vrouwen troost bij elkaar.

Klinkt dit als een opeenstapeling van tegeltjeswijsheden? In zekere zin is dat ook zo, en toch wekt het geen irritatie. Eerste vaststelling is evenwel dat Paramaribo-Texel drijft op clichématig contrast. Blank versus gekleurd, stijf versus swingend, het honkvaste leven op Texel versus het exotische uitbundigheid van Suriname – en dan de omkering natuurlijk: na de dood van haar man reist de Nederlandse vrouw naar Suriname, na haar scheiding zoekt de Surinaamse vrouw rust en stabiliteit in Nederland. Gemeenschappelijke noemer: het overwinnen van angst voor de Ander, het verleggen van de grenzen, het putten uit eigen kracht. Maar de persoonlijke familiegeschiedenissen van Jette Derlagen en Helen Kamperveen liggen aan de basis van de tekst, en misschien zorgt dat ervoor dat de dialogen niet blijven steken in generaliserende gemeenplaatsen, maar doorvoeld en levend sprankelen – doorspekt ook met de nodige humor en zelfrelativering. De uitstekende performance van beide actrices draagt daar ongewtijfeld toe bij – nergens wordt de levenswijsheid drakerig, het sentiment ligt gedurig op de loer maar krijgt van de dames weinig kans.

Paramaribo-Texel is zo’n voorstelling waarvoor het al even gruwelijke woord ‘hartverwarmend’ lijkt uitgevonden, maar alle promotieblurb terzijde is dit ook gewoon een tedere en goedgemaakte theatervoorstelling. Paramaribo-Texel is af.

Maar toch: worsteling dus. Niet over de vraag of deze voorstellingen kwaliteitsvol zijn: dat zijn ze, in beide gevallen. De vraag is veel subjectiever: wat verwacht je, wat verwacht ik van theater? Moet theater kunst zijn, of mag het ook gewoon theater zijn? De Vlaamse socioloog Rudi Laermans maakte het onderscheid tussen kunst en niet-kunst ooit verbijsterend helder: kunst is spannend, niet ont-spannend. Voor mij ligt de essentie van theater-als-kunstvorm (van mijn fruit, zo je wil) in deze spanning, in de ontregeling die zowel Holes als Paramaribo-Texel totaal ontberen. Dat ze mijn wereldbeeld niet op hun grondvesten doen daveren heeft in hoofdzaak te maken met hun vorm. Die is volstrekt ongevaarlijk: klassiek, letterlijk, illustratief – geen moment wijkt de vorm af van wat behaaglijk en behapbaar is. Zelfs al zou de inhoudelijke portee van de thematieken nog enige schuring inhouden (pijn, verlies, worsteling met de identiteit), dan nog strijkt de klassieke inzet van de vertelvorm elke hoekigheid akelig mooi rond.

Holes en Paramaribo-Texel zijn hoogwaardige vormen van ontspanning, maar geen spannende kunst. Die vaststelling heeft geen enkele invloed op hun bestaansrecht (dat heeft enkel hun instrinsieke kwaliteit), mogelijks wel op hun financiering – maar dat is prikkelig voer voor een ander debat. Het vraagstuk rond theater-als-kunst of theater-als-ontspanning is uiteraard zo oud als de straat, alleen dringt het zich zelden zo duidelijk afgetekend aan je op als op Oerol. Zowel Holes als Paramaribo-Texel waren op Oerol uitgesproken publiekslievelingen –begrijpelijk. Het zou arrogant zijn moest dat overweldigende enthousiasme van een ongezien groot publiek de professionele theaterbeschouwer niet aan het denken zetten.

Foto: Paramaribo-Texel: Ben van Duin

[Sterren toegekend door de redactie.]