De spelers van KunstZ hebben aan den lijve ervaren wat vertrekken is. Zij hebben dierbaren achtergelaten, zij hebben hun land verlaten, dromen nagejaagd, angsten doorstaan. Nu spelen zij de achterblijvers. Met een even groot gemis, met verwachtingen en ontgoochelingen, met veel vragen. In een regie van Guy Cassiers van Toneelhuis en onder de vlag van jeugdtheaterhuis HetPaleis spelen en dansen zij de thema’s van vertrek en gemis voor kinderen vanaf zes, naar een boek voor volwassenen van Toon Tellegen.

Enkele theatermakers hebben in Vlaanderen een organisatie opgericht om acteurs, actrices en podiumkunstenaars van diverse origine te ondersteunen, hun speelkansen te bieden en hen te begeleiden naar de reguliere theatersector. In Vlaanderen zijn er nog niet veel spelers van andere afkomst op het toneel te zien en daar wil KunstZ iets aan doen. Ze zetten theaterprojecten op rond de eigen situaties van de spelers, vermengen theaterklassiekers en hun eigen ervaringen, en willen vooral samenwerken in producties van theaterhuizen en gezelschappen.

Dertien acteurs en actrices spelen nu niet degenen die vertrekken naar vreemde oorden, maar zijn de achterblijvers. Ze spelen de groep dieren die gehecht is aan mier, aan elkaar. Maar de mier is weg! Elk dier reageert anders. De eekhoorn is heel verdrietig, de beer ziet in het vertrek een mogelijkheid om een extra stuk taart te pakken, de bladluis voelt zich verantwoordelijk voor het vertrek van mier, de hermelijn zelf zou ook wel willen vertrekken, de veldmuis tippelt zoekend rond.

De directe reacties van al de dieren raken. Toon Tellegen weet dat zo helder mooi te verwoorden. Zijn talige grapjes, zijn filosofische woordkronkels, zijn fijnzinnige nuances, zijn verhelderende mengelingen van emoties en gedachten … Dat alles en nog veel meer maakt ook deze vertelling zo bijzonder. Zijn dierenverhalen gaan in eerste instantie niet over dieren, maar over mensen. En de verhalen zijn niet voor kinderen, maar door hun gelaagdheden vooral voor volwassenen. Het vertrek van de mier uit 2009 wordt omschreven als een roman voor volwassenen. Het boek is een drieluik: in deel I lezen we de reacties van veel dieren op het plotse vertrek van de mier. In deel II zien we de mier trekken naar de verte, naar de dood. In deel III volgen dan nog achtergebleven notities, gedachten, aantekeningen van de mier over zijn zoektocht naar houvast.

De theaterversie die nu gespeeld wordt is een bewerking van deze roman. Het is ook bedoeld voor kinderen vanaf zes jaar. Inspiratie is vooral geput uit deel I. De zwerftocht van mier krijgen we niet, en op het einde wordt wel duidelijk dat mier voorgoed weg is, maar dat er nog veel van hem rest om bij de groep te blijven overleven. Alles zal de achterblijvers aan de mier laten denken, zelfs de wisselingen van de seizoenen! In die zin is het verhaal knap omgezet naar een verhaal voor kinderen, een verhaal met veel lagen, ook voor levenservaren volwassenen. Het is ook daarom een bijzondere familievoorstelling.

Heel wat dieren passeren de revue. Ook letterlijk, de voorstelling krijgt iets van een revue: er wordt in groep gedanst, gezongen, er worden showtjes opgevoerd. Elk dier geeft zijn reactie op het vertrek, en op die reactie reageren dan weer de anderen. Een (rare) muts, een rokje, een jasje, een gebaar, wat mime, wat schmink, een tic: zo worden de dieren suggestief voorgesteld. Alleen beer verschijnt in een berenpak. Maar hij is ook de beer, nietwaar. Wel zet hij zijn kop af als hij begint te vertellen, ratelend en met veel aanstekelijke lachsalvo’s. Zoals de uitbeelding van de dieren door Toon Tellegen in zijn verhalen, zo zijn ook de dieren op het toneel niet gekleed in kleffe clichébeelden. Integendeel: de kostuums van gevierd mode-ontwerper Tim Van Steenbergen ogen heel prettig, fris, gedurfd, speels. Zoals ook de hele speelplek.

In een grote kring zien we allerlei installaties opgesteld. Die rijden ook nog rond. Het zijn wagons achter een locomotief uit autoschroot. Een uitvergroot uurwerkmechanisme draait voorbij, een wagon met een hoop muziekinstrumenten passeert, een wagon met grote doeken over een discobar volgt, enzovoorts. Steeds als er een wagon stilstaat, wordt hij bevolkt door figuren die er mee samenhoren. De uurwerkpersonages zijn als het ware geklede poppen die zich laten hangen, opgekrikt worden, mechanisch bewegen en zich uitlaten over tijd en geen tijd hebben. Zo werkt elke scène verrassend – in beeld, in spel, in aankleding, in enscenering. Mede door de klanken van klankontwerper Ben Bonner. De ene keer zijn het doffe korte pianoklanken die zich herhalen, best wel spannend, om dan te ontladen in een beat van techno- en Afrikaanse ritmische muziek. Er wordt ook door de groep gedanst, en dat zorgt voor een evocatie van een roesgevoel. Een soort trance die ook samen met de mistwolken de zaal treft.

Probleem van de productie is de verbale verstaanbaarheid. De teksten zijn niet altijd hoorbaar en duidelijk. De verscheidenheid aan tongvallen, uitspraken, timbres maakt het er niet gemakkelijker op. Daardoor gaat een belangrijk deel van Tellegens tekst verloren, en dat is jammer. Aan de andere kant geeft die diversiteit in stemmen net een extra sfeer aan de productie. Ik weet ook niet of kinderen zich storen aan het niet altijd letterlijk kunnen horen wat er gezegd wordt. Ik denk dat zij daar al veel mee geconfronteerd zijn. De beelden spreken op zich al voldoende en dat stemt tot vreugde, tot een goed gevoel. Mier zou genoten hebben van de vele aandacht voor hem, van zoveel schoonheid, humor rond zijn wezentje, van zoveel intensiteit in beelden en spelplezier. Ondanks zijn definitief heengaan.

Foto: Kurt Van der Elst