Het is verwarrend om uit te leggen aan een buitenstaander: twee jury’s reizen een jaar lang door Nederland en Vlaanderen op zoek naar de beste voorstellingen. De een voor het Nederlands Theaterfestival, de ander voor het Vlaamse; in beide jury’s zitten zowel Nederlanders als Vlamingen, beide jury’s selecteren zowel Nederlandse als Vlaamse voorstellingen en een deel van de Vlaamse selectie is begin september alsnog in Amsterdam te zien en vice versa.

De crux zit hem erin dat beide jury’s een totaal ander doel hebben: de Nederlandse moet een best-of samenstellen die als promotioneel uithangbord voor het theater moet fungeren, de Vlaamse heeft als opdracht de artistieke stand van zaken te etaleren. Dit als inleiding op het feit dat zonder de Vlaamse jury een voorstelling als Het fantastische leven van de heilige Sint-Christoffel zoals samengevat in twaalf taferelen en drie liederen niet in Amsterdam te zien zou zijn, wat jammer was geweest.

Het fantastische leven… (wat hebben die jonge Vlamingen toch met die absurd lange titels) is gemaakt door Simon Allemeersch en de zusters Barbara en Stephanie Claes, die twee jaar geleden al op het (Vlaamse) Theaterfestival werden uitgenodigd met hun Congo-voorstelling A l’attente du livre d’or. Het is een vrolijke, naïeve en speelse opeenstapeling van scènes en stijlen met het publiek dicht op elkaar gepakt, op lage krukjes in de donkere speelruimte.

Eerst wordt in zeer kort bestek het heiligenleven van Christoffel uit de doeken gedaan. Over een reus met een staf en een hondekop, op zoek naar de hoogste macht om die met zijn kracht te dienen en achtereenvolgens uitkomt bij de koning, de duivel en God. Hij dient Hem door mensen een rivier te helpen oversteken en wordt heilig als hij op een dag met veel moeite Christus naar de andere kant helpt, wat hem zijn naam ‘Christusdrager’ oplevert, beschermer van de reiziger.

In, inderdaad, twaalf taferelen gaan de makers zeer associatief met het materiaal om, niet alleen inhoudelijk, maar ook in vorm. We zien een documentaire over Christoffel-kapelletjes in Zuid-Italië waar rotondes omheen worden gebouwd, een live animatiefilm over een stad in oorlog die doet denken aan Hotel Modern, parades van poppen en maquettes, beeldende scènes, prachtig poppenspel met een hond, een verborgen-camera-filmpje over de mogelijkheden om je hele hebben en houden te verzekeren, alles begeleid door live jazz van drummer Giovanni Barcella en saxofonist Jeroen van Herzeele.

Steeds keert een mannetje met stok terug, op scherm, als pop of als speler. Het is allemaal wel erg vrij associërend rondom een toch nogal obscuur onderwerp, maar de muzikale begeleiding is hecht en het plezier van de spelers is aanstekelijk. De hele voorstelling is een soort jazz – vrije improvisaties rond een vaststaand thema.

Het mooist komt dat tot uitdrukking in de scène waarin de spelers een zwartgallig lied zingen over de welkome dood (‘de dood is maar het halve lijden’) en ondertussen fluitjes uitdelen aan het publiek. Het duurt even tot we allemaal durven, maar al snel ontstaat er een kwetterende symfonie vol levenslust.