De prachtige vraag die na ongeveer tien minuten (of een kwartier) boven de schamele speelvloer hangt, is niet zozeer of het personage van Esther Scheldwacht nog gaat spreken, maar eerder met wat ze de stilte precies gaat doorbreken. Ze doet het met een vraag. Die hier niet gaat worden onthuld. Maar die vraag breekt meteen wel alles open. En dat met een teder soort geweld, waar je als toeschouwer niet van terug hebt. 

Esther Scheldwacht (tekst, spel, regie van Helga Maria Baumgarten – een voorstelling die nooit stopt) heeft het eerder meegemaakt: in het werken aan een andere voorstelling, geïmproviseerd of middels een concrete toneeltekst, komt een personage voorbij dwarrelen dat op zoek is naar een verhaal, of dat van zichzelf allang een verhaal is, het is alleen nog nooit door iemand verteld, en dus zet zij er eerst haar pen en daarna haar hele lijf voor in om de schim, de bijrol, tot leven te wekken. Zo vond ze de Thaise travestiet Shanu die ze in De sunshine show vorm gaf, maar die ze ooit, tijden daarvoor, opraapte in de stationsbuurt rond Den Haag Holland Spoor.

Zo vond ze, in zichzelf, door zichzelf, in het maken van de voorstelling Bossen van Wajdi Mouawad (Ro Theater 2014, regie: Alize Zandwijk) een verpleegster met een geheim, en dus met een verhaal. En dat is nu opnieuw een solovoorstelling geworden. Over een Duitse verpleegster/verzorgster in een grauw psychiatrisch ziekenhuis. Maar er is ook nog iets anders aan de hand. Helga wil namelijk niet. Helga hoeft ook niet zo nodig. Helga moet vooral van de schrijfster. Dus gaan het personage en de verwekster met elkaar op de vuist. Verbaal, theatraal.

De identiteitscrisis van een toneelpersonage, in een open gevecht met de bedenker van dat personage, het is alleen al daarom intrigerend en een soort creatief, fantasierijk drijfzand, omdat de conflictstof, zijnde brandstof én munitie voor drama, voor ieder drama, werkelijk eindeloos is. Vandaar waarschijnlijk ook die suggestie die is neergelegd in de ondertitel: het houdt nooit meer op. Voorbeeld? Hier is er eentje van de velen. Middenin deze solo, die op zichzelf weer een parel is van een lang snoer waar hopelijk voorlopig geen eind aan komt, roept het personage tegen de schrijfster: zoek in godsnaam je eigen verhaal, laat het mijne met rust. Helga beseft nauwelijks welke doos van Pandora ze met die uitspraak opent. Esther Scheldwacht transformeert vanaf dat moment binnen een fractie van een seconde van die stugge Duitstalige naar binnen gekeerde zuster, in de kwetsbare bedenkster met een eigen verhaal. Ze verzacht haar toneelhuid, haar stem wordt intenser, niet luider dus, de stem wint aan energie, ze wordt ook kwaaier, tot aan de grenzen van een oudtestamentische woede. Hier spreekt Esther Scheldwacht, de Indo, en als je de volumeregelaar van dié vulkaan eenmaal opendraait, nou berg je dan maar.

En ze kent haar plek. Want na vijf keelsnoerende pagina’s geeft ze het woord weer terug aan haar oorspronkelijke personage. Die heeft ook nog een verhaal. Waarin het nevenschikkende hoofdpersonage Karl Weltpech heet, jawel, een clown, en ‘pech’ is in het Duits dus ook gewoon ‘pech’ – en verder verklap ik er niks van. De teksten van de drie solo’s van Esther Scheldwacht zijn nu gebundeld. Een tussenbalans, vermoed ik. Er komt meer. Hoop ik.

[Sterren toegekend door de redactie.]

Foto: Martijn Beekman