‘Voetbal is emotie,’ zegt ex-voetballer en acteur Rory de Groot. Hij was voorbestemd tot een glanzende carrière als verdediger bij zijn lievelingsclub Feyenoord. Daar, bij het Rotterdamse Feyenoord, zouden zijn voetbaldromen in vervulling gaan. Zijn positie als verdediger in het spel noemt hij ‘de poëzie van de rots in de branding’. Een prachtige typering.

Maar het liep anders. In de theatervoorstelling Hand in hand blikt De Groot (1983) terug op zijn kortstondige carrière. Op negentienjarige leeftijd maakte hij zijn debuut in het eerste van Feyenoord tijdens een wedstrijd in het Japanse Urawa voor een uitzinnig en uitverkocht stadion. Roem, heldendom, sterrenstatus, alles leek binnen handbereik. Toch vertrok De Groot twee jaar later definitief. Er waren controverses ontstaan tussen hem en de trainers en technische staf. Hij voelde zich niet op waarde geschat en kreeg een bizar aanbod om naar Excelsior te gaan.

Die deconfiture raakte hem diep. De voetballer deed auditie bij de Amsterdamse Toneel- en Kleinkunst Academie en ontwikkelde zich tot podiumkunstenaar. Hij speelde bij een gezelschap als het Noord Nederlands Toneel (NNT) en bij Productiehuis Rotterdam. Ik herinner me zijn rollen in onder meer Elf minuten en Alice in Wonderland, beide bij het NNT: een begenadigd acteur met een vanzelfsprekende présence.

Zijn soloperformance Hand in hand valt op door de onverbloemd openhartige stijl. Ik ben allesbehalve een voetbalkenner of -liefhebber, maar niettemin sprak Hand in hand me bijzonder aan. De Groot komt op gekleed in rood trainingspak. Hij acteert de verlegen jongen die wordt geïnterviewd over zijn geknakte carrière en de breuk met het bestuur. Deze inzet is behoorlijk gewaagd. De stoere jongen die zich moet beraden over zijn toekomst en met pijn in het hart terugblikt op het verleden. De toon hier is opmerkelijk fragiel en kwetsbaar. Sterk gedaan is de woedeuitbarsting van De Groot in de bestuurskamer. Hij weigert zich neer te leggen bij het mannetjesgedrag van trainers en technische staf. Muzikant Robert van der Tol voegt aan de voorstelling een geladen klankkleur mee met heftige soundtracks.

Een mooie verhaallijn is zijn vriendschap met de Braziliaanse voetballer Leonardo de Vitor Santiago, die wordt teruggestuurd naar zijn geboorteplaats São Paulo wegens een paspoortaffaire. Het enige rekwisiet dat De Groot gebruikt, is het hokje langs de zijlijn. Op de achterzijde ervan zien we beelden geprojecteerd van de wedstrijden. Ook roerende beelden van De Groot als prille voetballer, als kleine jongen met een voetbaldroom, en zijn Braziliaanse vriendjes. Straatjongens die uit de sloppen van de grote stad zijn gehaald en in Rotterdam het geluk najagen. Maar genadeloos worden teruggestuurd als ze niet aan de verwachtingen voldoen.

Die eerlijkheid tekent Hand in hand. De Groot durft het aan de heiligheid van de voetbalwereld te doorbreken en de machthebbers als trainers en bestuursleden van het voetstuk te stoten. In de regie van Ria Marks weet Rory de Groot vooral een grote gevoeligheid aan de dag te leggen; dat is knap. Hij danst en dribbelt over het podium, zijn bewegingen zijn razendsnel en verbluffend soepel. Voetbal is emotie, dat klopt. Maar voetbal is vooral ook een droom die in vervulling móet gaan; lukt dat niet, dan is de pijn hevig.