De Dreigroschenoper van Bertolt Brecht en Kurt Weill is de grote inspiratiebron van deze Deens-Engelse Hamlet-voorstelling, die zaterdagavond nog één keer te zien is in de Amsterdamse Stadsschouwburg en daarna in Arnhem en Groningen. Martin Jaques van de Britse driemansband The Tiger Lillies zingt geschminkt als de straatzanger uit de Driestuiversopera deze voorstelling aan elkaar met niet minder dan 21 zelfgeschreven balladen. Drummer Adrian Huge en bassist Adrian Stout, die ook prachtig op een zingende zaag speelt, zijn uitgedost als droevige clowns. Het zorgt voor vervreemding en zelfs schoonheid, al gaan die liedjes zonder uitzondering over eenzaamheid, strijd, verraad, teleurstelling, wanhoop, moord en dood. 

In de voorpubliciteit van de Hamlet-voorstelling van Theatre Republique uit Kopenhagen werd nogal eens verwezen naar de politieke Deense dramaserie Borgen. Daar heb ik niets van teruggezien. Dit is een fantastisch gezongen, gedanste, gespeelde voorstelling, waarin het verhaal van Hamlet compact wordt verteld, maar het is geen theater over politiek. De conclusie is treurig: ‘Goed en kwaad, ze bestaan niet  ⁄  Dit is alleen maar een heel desolaat lied.’ Toch is het een uiterst aanstekelijke, energieke voorstelling.

Niet alleen muzikaal is deze Hamlet geweldig, ook visueel zijn er voortdurend ongedachte beelden, vaak opgebouwd uit bekende elementen. Zo is er een op het eerste gezicht heel eenvoudig decor: een bijna kubistische houten muur, waarin raampjes en deurtjes kunnen openklappen, maar dat gebeurt oneindig inventief. Regisseur en decorontwerper Martin Tulinus heeft de tekst van Shakespeare effectief ingekort, alles wat larmoyant of afleidend kan zijn is verdwenen, zonder dat je iets van de handeling mist (alleen de doodgravers miste ik misschien). Hij slaagt erin het verhaal met maar vijf acteurs te vertellen, die niet alleen verhevigd spelen, maar ook prachtig bewegen en dansen en acrobatische toeren uithalen à la Cirque du Soleil. Die acrobatiek is echter geen versiering en is steeds belangrijk voor de handeling. Zo zien we Hamlet en Ophelia samen heel gelukkig door de lucht zweven als ze verliefd zijn. Ze worstelen verderop in het stuk op verschillende manieren met het water. Hamlet als hij bijna verdrinkt in een woest golvende lap stof, Ophelia als ze verdwijnt in een geprojecteerde verticale muur van water.

Caspar Phillipson is een jongensachtige en herkenbare Hamlet; Nanna Finding Koppel een heel jonge, soms bijna onooglijk geklede Ophelia die prachtig laat zien hoe moeilijk het is haar evenwicht te bewaren. Morten Christensen is een felle Laertes (en gemaskerd diens clowneske vader Polonius), Zlatko Buric een oude, verlopen koning Claudius en Charlotte Engelkes een zeer sensuele Gertrude, Hamlets moeder.

Toch is het vooral het geheel dat schitterend is. Zittend, hangend, liggend vormen ze een prachtig ensemble. Audiovisuele middelen worden spaarzaam gebruikt, bijvoorbeeld als de geest van Hamlets vader spreekt: uiteindelijk blijkt dat Hamlet zelf te zijn. De acteurs spelen de toneelspelers als marionetten die aan touwen hangen. Tijdens het lied ‘Dangerous man’ zitten de vier andere acteurs Hamlet achterna, omdat ze hem gevaarlijk vinden; als hij zich omkeert doen ze op slag of er niets aan de hand is. De ene vondst verdringt de andere, bij elkaar vormt het een unieke manier om naar het beroemde stuk te kijken.

Het hoeft soms helemaal niet spectaculair te zijn om indruk te maken. Ophelia heeft een droom. Zij zit aan het hoofdeinde en Hamlet aan het voeteneinde van een ouderwets ijzeren spijltjesbed. Ze strekken allebei hun handen door de tralies naar elkaar uit en kunnen elkaar niet bereiken. Simpel en hartverscheurend.

De treurige liedjes behandelen thema’s uit het stuk en komen daarbij allemaal uiteindelijk uit op hetzelfde: zinloosheid, eenzaamheid, dood. We leren van de geschiedenis van Hamlet alleen maar hoe treurig en desolaat het leven kan zijn en dat daar gelukkig schitterend theater van kan worden gemaakt.

Foto: Miklos Szabo