Daar zijn ze weer, de twee schalkse toneelspelers die jaren geleden met veel aanstekelijk spelplezier 313/misschien wisten zij alles naar de verhalen van Toon Tellegen op het toneel brachten. Ondertussen bakten ze een heuse taart die het publiek nadien kon verorberen. Dat zijn zo van die memorabele voorstellingen in de theatergeschiedenis. Het pleziert Benjamin Verdonck en Willy Thomas nu weer samen te zien spelen, ze zelf zien te genieten van hun vertellingen in woord en beeld. Hun speelwarmte wordt zacht ondergedompeld in dwarrelende sneeuw.

Het begint heel minimalistisch. In een totaal zwarte ruimte komt een gele cirkel op, zon of maan, schuift naar rechts, uit beeld. Een tweede cirkel schuift, blijft hangen. Een derde volgt, een kleine rode, nog een. Ze schuiven en draaien om elkaar, als verdwaalde sterren, in een zwarte kosmos. Een spannend simpel abstract vormenspel, zoals we dat van Benjamin Verdonck de laatste jaren gewoon zijn. Een paar maanden geleden zag ik in Museum M (Leuven) in het kader van de Utopia-expositie zijn performance One more thing. Verdonck trekt aan touwtjes en laat in een uitvergroot tafeltoneel rechthoeken, vierkanten en driehoekjes schuiven en kantelen. Een poging om geometrische orde aan te brengen in, in ja wat? Aandoenlijk om te zien.

Dat spel om vormen naar zijn hand te zetten, zet hij in Wat ik graag zou zijn na de proloog verder. Verdonck staat aan een lichtbak, opent een modetijdschrift, schuift met uitgeknipte foto’s en plakt gezichten. Hij verandert constant de foto’s tot een andere compositie, tot een ander verhaal. Zijn werk zien we geprojecteerd op de grote achterwand. Vooraan op het podium zit Willy Thomas in een fauteuil geïnteresseerd te kijken naar de schepping van Benjamin. Dan begint ook hij te vertellen. In woorden. Over een oom die beweert dat een dantist ‘een man of een vrouw is die gek genoeg is om de boeken van Dante te bestuderen’. Beschrijvingen over zin en onzin van de hel volgen, om dan over te gaan in een verhaal over een tandarts, een dentist, een woord dat op zijn Frans uitgesproken wordt als dantist. Ook Verdonck begint een verhaal. Samen laten ze het ene verhaal associatief glijden in een ander, met telkens de fantasieprikkelende gedachte: wat als ik dat of dat zou zijn. Dat gaat van een Sint-bernardshond willen zijn, via een hondenasielhouder naar een uitvinder, apotheker,….

Het zijn fantasieverhalen, die in een strak volgehouden logica heel absurd worden. Maar met een schrijnende ondertoon. Ze doen mij denken aan Daniil Charms. Nadien zie ik op de flyer dat diens naam ook vermeld staat bij de tekstcredits. Hoofdtektsleverancier is Carlos Warnes. Ik kende de naam niet, ook niet de naam César Bruto, zijn meest gebruikte pseudoniem. Op de Nederlandstalige Wikipedia vind ik ook niets. Op de Spaanse wel: Carlo Warnes (Buenos Aires, 1905-1984) creëerde zijn alter ego César Bruto in 1947 als schrijver van krantencolumns. Absurd uitvergrote vertellingen zijn het die maatschappelijke toestanden aanklagen. Verdonck en Thomas hebben er samen een collage van gemaakt. Waarschijnlijk zijn Bruto’s vertellingen voor de eerste keer in het Nederlands te horen.

Mooi is te zien hoe de twee mannen naar elkaars verhalen luisteren, maar popelen om hun eigen verhaal te vertellen. Ondertussen sneeuwt het, Willy Thomas raakt een beetje ondergesneeuwd in zijn fauteuil, moet af en toe zijn bril van de vlokken ontdoen. Tussen de verhalen door gaat Verdonck aan de slag met zijn fotocollages. Door uitgeknipte hoofden, ook die van beide spelers, natuurbeelden en kledingstukken te verleggen, veranderen de verhalen achter de foto’s. Er zijn, naast de glamourbeelden van mannequins in haute couture, schrijnende beelden van armoede en vluchtelingen. Zo toont Verdonck een foto van een grote rij asielzoekers in de kou. Daarop wordt een uitgeknipte foto van een jongetje in voetbaltenue gelegd, en dat jongetje stijgt de wolken in. Talrijke foto’s zijn in constante verwarrende verandering de ene keer heel grappig, de andere keer tot nadenken stemmend. Op het einde ballen de verbale- en fotoverhalen zich samen tot het verwrongen hoofd van Willy Thomas.

Beeld en woord vullen elkaar aan, organisch, harmonieus, ongerijmd, in een spel vol kinderlijke verwondering en melancholie. Zoals jaren geleden in het stuk met de verhalen van Toon Tellegen en de taart. En als ik ’s anderendaags ’s morgens de hond uitlaat, ligt er een beetje sneeuw, te weinig om te genieten. Maar dan denk ik aan de sneeuw op het podium, aan het verhaal over de hond, over zijn baasje, en kijk, mijn dag begint goed.

Foto: Kurt van der Elst