Terwijl iets meer dan een kilometer verderop Toneelgroep de Appel het Jezusverhaal op de planken brengt (Zie de mens), brengt het Nationale Toneel in het Zuiderstrandtheater, dat een half jaar geleden zijn deuren opende, het scheppingsverhaal uit het Oude Testament. En ook dit is een marathon: een vijf uur durende voorstelling, tweemaal onderbroken: voor diner en dessert. Het is de laatste regie van Johan Doesburg bij het gezelschap.

In de voorstelling Genesis, geschreven door Sophie Kassies, staat Jakob (Dries Vanhegen) centraal. Hij doet wat zijn vader Isaak hem op het hart drukte, wat diens vader Abraham hem weer liet beloven: vertel het verhaal van je voorvaderen. Dat is namelijk het verhaal van je afkomst, het vertelt wie je bent. En zo geschiedde – hij brengt ons terug naar de schepping van Adam en Eva.

Een wat verwarde, verwilderde Adam (Joris Smit) worstelt zich uit een tentje. Al snel wordt duidelijk dat we geen al te stoffige Genesis hoeven te verwachten – Smit rolt eens quasi-vermoeid met zijn ogen, tot die op een flyer vallen. Hij citeert: ‘Welkom in de Tuin van Eden. Wij wensen u een aangenaam verblijf en een onmetelijk nageslacht.’

Zoals nagenoeg bekend duurt dit paradijselijk geluk niet lang. Eva laat zich verleiden tot het eten van de verboden appel en God verbant ze uit het paradijs. De zwerftocht kan beginnen. De overlevering leidt ons via de Ark van Noach, voorbij de Toren van Babylon, naar Kanaän en ten slotte Egypte – waar Jakob uiteindelijk sterft.

Tegenover de epische structuur van de voorstelling plaatst Kassies verrassend frisse scènes. Doorspekt met humoristische, hedendaagse verwijzingen en rauwe, menselijke driften.

In het sterke acteursensemble valt Ruta van Hoof op als sluwe Lea, die krampachtig verlangt naar de aan haar zus beloofde Jakob. Kassies schreef voor haar een zinderende, van geilheid doorspekte monoloog. Esther Scheldwacht verrast in elke rol die ze aanneemt: als komisch-tragische vrouw van Noach, als weemoedige, liefdevolle slavin Hagar en als bezorgde Rebekka (moeder van Jakob) – alle personages speelt ze gedoseerd, helder en gelaagd. Ook Vanhegen springt eruit met veelzijdig spel. Dan weer is hij liefdevol, dan weer gevaarlijk. In de afscheidsscène met zijn zoon Jozef (Smit) weet hij bovendien met ingetogen spel te ontroeren.

Dat het hier en daar even kabbelt en de vertellende, goddelijke teksten met name in het begin een wat onevenredig deel van de voorstelling innemen, is misschien onoverkomelijk. Als de voorstelling vordert worden de verhalen uit het Bijbelboek ook langer en complexer – om uiteindelijk uit te komen bij het verhaal van de droomuitlegger Josef, dat het volledige vierde deel inneemt. Maar Jakob houdt de vertelling – waar hij soms wat al te veel hak op de tak is – toch bij elkaar: een dankbare vondst van Kassies.

Het decorbeeld van Tom Schenk, dat voornamelijk bestaat uit steigers, is relatief sober, maar wordt effectief ingezet. Dat geldt ook voor het gebruik van de live-beelden, dat toch vaak een valkuil is. Met name de opnames van bovenaf geven dit toch al epische verhaal vaak een nog grootser karakter. Bij een verbluffend changement in het laatste deel pakt Schenk bovendien helemaal uit.

Genesis onderga je, je laat het aan je voorbijtrekken. Johan Doesburg neemt afscheid met een toegankelijke en bijzondere productie, waarbij verrassend veel te lachen valt. Het verhaal van een nomadenfamilie die generatie op generatie zoekt naar een thuis, een verhaal over het belang van je afkomst. Zonder dat daar al te veel nadruk op ligt is het daarmee ook een hoogst actueel verhaal. Het nodigt de toeschouwer uit eens na te gaan hoe dat tegenwoordig zit – en welk standpunt hem of haar daarin past.

Foto: Kurt van der Elst