“en de taal/ikkepse/lere/spreke/ense ver/stonde/mekaar/ook me ge/bare/ … /echte/ kunst/ die vannet/ diepste/ komt/ en dieche/ ni kunt/ liege/ … /daddeeft/ de schooneit/ gebrachtin/un leve/…” Prometheus verdedigt zich met vuur, hij heeft de mens vuur, hoop, de kunsten gegeven. En dat ‘voor eeuwig en drie dagen’ Zolang zal ook zijn lijden gaan duren. Maar hij blijft onverzettelijk. Zoals ook Jan Decorte, die weer op zijn eigengereide, poëtische manier, een klassieker tot de essentie uitpuurt.

Als we de zaal binnenkomen, zien we Jan Decorte op zijn knieën met een hamer op een stuk ijzer slaan. De drie andere spelers (Sigrid Vinks, Sara De Bosschere, Michael Vergauwen) staan er in het zwart. Na een bevreemdend filmpje starten ze hun proloog. Ze moeten Prometheus, de stommerik, aan de rotsen nagelen. Jan Decorte doorbreekt af en toe het commentaar van de anderen met een schelle schreeuw. Daarna klopt hij weer verder. Heel ritmisch. Hij is de Prometheus. Hij heeft als Titaan meegedaan met de goden in de strijd om de macht, maar hij wordt nu door de jonge oppergod Zeus geketend. Hij wil niet zeggen wie uit het nageslacht Zeus van de troon zal stoten, zoals Zeus ook met zijn vader heeft gedaan.

Vier stellingen staan er. Als ware het scheidsrechterstoeltjes op een verhoog. Het is een sober, maar imposant beeld (van Jan Decorte en Johan Daenen). Ieder klimt zijn of haar ladder op, gaat op een hoge stoel zitten. Jan Decorte zit links, staart voor zich uit, wrijft in zijn gezicht, schikt zijn lange witgrijze haren over zijn schouders. De andere drie kijken ons aan, spreken ons toe in een kinderlijk klinkende taal. Ze gaan praktisch niet in dialoog, elk houdt in een eigen zegging haar of zijn monoloog, als dochters van Oceanos, als Ocenaos zelf, als Io, als Hermes, als Prometheus. En de echte Prometheus, hij zwijgt.

Getroond zitten ze op hun zitjes, torenhoog, ze aanschouwen de massa voor zich, ze spreken ons recht in het gezicht aan. Als goden, in het zwart gekleed en met witte strikjes, met een bolhoed op, verheven boven de mensen. Ze verwoorden feiten, meningen, geven commentaar op Prometheus’ starre houding. Prometheus verdedigt zich. Hij heeft de mens gered, hij heeft hem het vuur gegeven. Én de blinde hoop om vooruit te gaan in het leven. En de kunsten, om te overleven.
Statisch verkondigen de drie spelers hun verhaal, hun waarheden over de wereld, hun visies, gekruid met citaten van Nietzsche.

Statisch, zoals in de oorspronkelijke tragedie van Aischylos. Er is praktisch geen dramatisch verloop, laat staan een ontwikkeling van de personages. Alle aandacht gaat naar de tekst. Als je de tekst leest, kost het meer moeite om het idioom van Jan Decorte te volgen, dan als je ze hoort. Het is een heel eigen taal, met weglating van klanken, van letters, met verdraaiingen in verbuigingen en vervoegingen, met omkeringen, met totaal eigen woorden. Het is geen idiosyncratisch taaltje. Integendeel, de taal van Jan Decorte is heel helder. Poëtisch helder. Ritmisch verklankte schoonheid. Een genot is het om de spelers te horen, te zien spreken.

In het midden van de voorstelling is er een black-out. Een paarse streep licht op van de vloer. Een oude opname van de aria Nessun Dorma uit Turandot van Puccini gezongen door Benjamino Gigli schalt over de scène. Jan Decorte klimt van zijn stoel, staat in een spot, beweegt traag armen en handen, legt zijn hoofd opzij. Zie hem, Prometheus, de lijdende, de voorloper van Jezus Christus, zie hem, de redder van de mens, zie hem nu zo zwaar gestraft.

Hij is niet alleen gestraft omdat hij het vuur aan de mens heeft gegeven. Hij zal ook lijden, omdat hij het geheim over de het lot dat Zeus kan overkomen, niet wil zeggen. Hij laat even iets los tegen Io, praat over andere dingen en zwijgt over zijn profetie. En zwijgt. Op het scherm verschijnt de oude Leonard Cohen. Hij zingt zijn Tower of Song. De drie spelers komen van hun troon, leggen zich neer voor het scherm. Als laatste daalt Jan Decorte af, hij blijft staan. Of Leonard Cohen het antwoord op het mysterie geeft? De vragen over het leven, over de macht van de goden, over blinde gehoorzaamheid en blinde hoop? Vijfentwintighonderd jaar geleden stelde Aischylos ze al op de scène, en nu doet Jan Decorte het weer, met zijn vrouw en de twee spelers van De Roovers, op zijn manier, in alle esthetische eerlijkheid.

Foto: Danny Willems